Clicky

maandag 22 december 2025 - 15:21 uur
HomeTRANSPORTNIEUWSWegvervoerRechter: Cyprus-constructie biedt geen uitweg: internationaal vrachtwagenchauffeur blijft in Nederland premieplichtig

Rechter: Cyprus-constructie biedt geen uitweg: internationaal vrachtwagenchauffeur blijft in Nederland premieplichtig

DEN HAAG – Een internationaal vrachtwagenchauffeur moet over de jaren 2011 tot en met 2015 alsnog Nederlandse premies volksverzekeringen betalen. De Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst dat terecht heeft gedaan, omdat voor de chauffeur een Nederlandse A1-verklaring geldt.

Zo’n A1-verklaring bepaalt welk land binnen de EU verantwoordelijk is voor de sociale zekerheid (zoals AOW/WW-achtige premies). Zolang die verklaring niet is ingetrokken, moeten andere instanties – óók de belastingrechter – die volgen.

Dat blijkt uit een uitspraak van de rechtbank die op 22 december werd gepubliceerd.

Cyprus-constructie: toch Nederlands stelsel

De chauffeur werkte in 2011 (deels), 2012, 2013, 2014 en 2015 (deels) als chauffeur voor een onderneming die in Cyprus was opgericht. Die onderneming sloot overeenkomsten met Nederlandse vervoerders en met chauffeurs die in meerdere EU-landen rijden.

De chauffeur stelde dat daardoor Cypriotische socialezekerheidsregels zouden gelden. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) vond juist dat de Nederlandse regels van toepassing bleven en gaf daarom in 2013 een A1-verklaring af, met ingang van 2 oktober 2011.

Daarover is jarenlang geprocedeerd in de sociale-zekerheidszaken. Uiteindelijk oordeelde de hoogste rechter daarover dat de SVB gelijk had. Omdat die A1-verklaring daarmee definitief is geworden, zegt de rechtbank nu: de chauffeur was in deze periode in Nederland premieplichtig.

Geen bewijs voor “dubbele heffing”

De chauffeur voerde ook aan dat er sprake zou zijn van dubbele heffing: premies zouden al bij werkgevers zijn geheven en daarom niet nog eens bij hem. De rechtbank vindt dat hij dat niet aannemelijk heeft gemaakt.

Loon en aftrekposten: geen lagere aanslag

Voor 2012-2014 speelde nog de vraag of het buitenlandse loon lager moest worden vastgesteld door de werkkostenregeling. De rechtbank komt niet tot een verlaging, omdat de Belastingdienst volgens de rechtbank een eerder voordeel mocht “verrekenen” (interne compensatie).

Voor 2015 wilde de chauffeur een verlaging met 6,8% (een tegemoetkoming die hij “gebruikelijk” vond). De rechtbank wijst dit af, mede omdat er onvoldoende bewijsstukken zijn overgelegd om die verlaging te onderbouwen.

Wel € 500 vergoeding door lange duur

De chauffeur krijgt wél € 500 immateriële schadevergoeding omdat de totale duur van de bezwaar- en beroepsprocedure te lang heeft geduurd. Daarnaast krijgt hij € 340,13 proceskostenvergoeding. Voor het overige blijven de aanslagen in stand: de beroepen zijn ongegrond.

Hoger beroep mogelijk

Tegen de uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Categoriën:

Transportrisico

Van der Lee

MEER NIEUWS

Transportrisico

Van der Lee

Vraag & Aanbod

×