ROTTERDAM – De Rechtbank Rotterdam heeft op dinsdag 22 april 2025 besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van een verdachte die werd verdacht van betrokkenheid bij de voorbereiding van de invoer van meer dan 1.300 kilo cocaïne via containerterminal op de Maasvlakte. De reden: de verdachte is enkele dagen voor de uitspraak overleden.
Uit een proces-verbaal dat vlak na de zitting werd ontvangen, blijkt dat de man op 18 april 2025 is overleden. Volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt door het overlijden van een verdachte het recht op strafvervolging. De rechtbank kon daardoor niet anders dan de vervolging formeel te beëindigen.
Voorbereiding grootschalige drugsinvoer via containerterminal
De inmiddels overleden verdachte werd ervan beschuldigd tussen 1 en 15 februari 2021 samen met anderen voorbereidingen te hebben getroffen voor de invoer van 1.329,5 kilogram cocaïne. De drugs zouden zijn verstopt in een container op het ECT-terrein in Rotterdam.
Volgens het Openbaar Ministerie hield de verdachte zich onder meer bezig met:
- het onderhouden van communicatie via SkyECC-chats over het uithalen van de drugs;
- het volgen van containerbewegingen via het ECT-systeem;
- het op de uitkijk staan en klaarstaan om vrachtwagens te volgen of tot stilstand te dwingen;
- het plaatsen van een GPS-tracker op een container;
- en het in bezit hebben van organisatie-telefoons, gereedschap, zegels, bivakmutsen en andere middelen die wijzen op een geplande uithaalactie.
De verdachte zou zich bovendien zonder toestemming hebben opgehouden op het ECT-terrein, zelfs in een container waarin vermoedelijk voorbereidingen voor de smokkel plaatsvonden.
Geen inhoudelijke uitspraak meer mogelijk
De rechtbank sprak zich op 22 april alleen nog uit over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Aangezien het recht op strafvervolging door het overlijden van de verdachte is vervallen, is er geen inhoudelijke beoordeling van de feiten meer mogelijk.