DEN HAAG – Het gerechtshof Den Haag heeft in hoger beroep een verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar voor het medeplegen van moord.
Daarnaast acht het hof bewezen dat hij samen met een ander de vluchtauto na de moord in brand heeft gestoken. Ook zijn schadevergoedingen toegekend aan de nabestaanden van het slachtoffer.
De zaak draait om een dodelijke schietpartij op de avond van 22 mei 2022 in de Nassauhaven in Rotterdam. Het slachtoffer werd daar op straat doodgeschoten. De schutter vluchtte na het incident met een auto, die later op de Feijenoordkade in Rotterdam in brand werd gestoken. Vervolgens ontkwamen de schutter en de bestuurder van de vluchtauto samen op een scooter.
De rechtbank Rotterdam veroordeelde in 2023 al een andere betrokkene, die had bekend dat hij de schutter was en dat hij de auto in brand had gestoken. Die veroordeling is onherroepelijk geworden.
De verdachte die nu in hoger beroep terechtstond, werd ervan beschuldigd eveneens bij de moord betrokken te zijn geweest. De rechtbank had hem eerder al veroordeeld, waarna hij in beroep ging. Het gerechtshof komt tot dezelfde conclusie als de rechtbank en acht bewezen dat deze verdachte zowel de bestuurder van de vluchtauto als van de vluchtscooter was.
Volgens het hof heeft de verdachte samen met de schutter de moord voorbereid en daarbij een aansturende rol gespeeld bij de uitvoering van het plan. Dat plan omvatte ook het in brand steken van de vluchtauto om sporen uit te wissen. Gezien de ernst van de feiten legt het hof, net als de rechtbank eerder deed, een gevangenisstraf op van 18 jaar.
Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de nabestaanden van het slachtoffer.
