DEN HAAG – De rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) het rijbewijs van een vrachtwagenchauffeur terecht ongeldig heeft verklaard, nadat hij niet kwam opdagen bij een verplicht rijvaardigheidsonderzoek.
De zaak begon in april 2023, toen de politie een melding maakte van een forse snelheidsovertreding. Omdat de chauffeur onvoldoende Nederlands sprak om een cursus verantwoord rijgedrag te volgen, werd hij door het CBR verplicht een rijvaardigheidsonderzoek te ondergaan. Hij verscheen echter niet op de geplande datum van 29 augustus 2023.
Volgens de chauffeur was hij verhinderd omdat het door hem gehuurde lesvoertuig technische mankementen vertoonde. Hij stelt dat hij het CBR hierover heeft geïnformeerd, maar geen reactie kreeg. De rechtbank oordeelt echter dat de chauffeur zijn afmelding niet voldoende heeft onderbouwd. Hij leverde geen bewijs van de reservering van het voertuig of van het beweerde mankement.
Het CBR mocht daarom concluderen dat de chauffeur niet volledig aan het onderzoek had meegewerkt en zijn rijbewijs ongeldig verklaren. Hoewel het CBR het besluit later uit coulance herzag en de chauffeur alsnog liet deelnemen aan een nieuw onderzoek – waarna zijn rijbewijs opnieuw geldig werd – acht de rechtbank het oorspronkelijke besluit rechtmatig.
De chauffeur vroeg ook om schadevergoeding vanwege gederfde inkomsten door het tijdelijke verlies van zijn rijbewijs, maar die eis werd afgewezen. Ook krijgt hij geen vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.