DEN HAAG – De Hoge Raad heeft op 22 april 2025 de veroordeling bevestigd van een man die samen met anderen betrokken was bij de invoer en voorbereiding van de smokkel van 250 kilogram cocaïne, verstopt tussen dozen bananen. De drugs werden eind 2016 via een fruitoverslagbedrijf in Nederland het land binnengesmokkeld. De opgelegde gevangenisstraf werd licht verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn, van 51 naar 49 maanden.
De zaak maakt deel uit van een breder onderzoek naar de georganiseerde invoer van cocaïne via de havenlogistiek, waarbij meerdere verdachten betrokken waren, waaronder medewerkers en ingehuurde krachten van het overslagbedrijf. De partij cocaïne was afkomstig uit Ecuador en werd op 31 december 2016 aangetroffen in een loods van het overslagbedrijf, verstopt in een pallet tussen dozen bananen.
Cruciale rol in voorbereiding en uitvoering
De verdachte, destijds werkzaam als heftruckchauffeur via een uitzendbureau, stelde zich volgens zijn eigen verklaring op het standpunt dat hij afstand wilde houden van het transport. De rechtbank en het gerechtshof achtten die lezing echter ongeloofwaardig. Uit opgenomen gesprekken, telefoontaps en observaties bleek dat hij actief betrokken was bij het regelen van de logistiek, het instrueren van andere betrokkenen, en het op de hoogte blijven van de voortgang van de smokkel.
Zo stelde de verdachte voor om een collega in te schakelen toen hij zelf verhinderd was, benaderde hij een andere medewerker om te helpen bij het uithalen en apart zetten van de partij cocaïne, en bleef hij meermaals informeren naar het moment van aankomst. Ook sprak hij met medeverdachten over eerdere transporten en mogelijke winsten, waarbij bedragen van €125.000 per persoon ter sprake kwamen.
Hoge Raad: sprake van nauwe en bewuste samenwerking
De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof terecht heeft geconcludeerd dat sprake was van medeplegen en dus van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte had volgens het hof een essentiële rol in zowel de voorbereidingsfase als bij de uiteindelijke invoer, ook al was hij op het cruciale moment zelf niet fysiek aanwezig.
Volgens vaste jurisprudentie is voor medeplegen vereist dat de bijdrage van een verdachte van voldoende gewicht is. In deze zaak bleek uit meerdere gedragingen, zoals het verstrekken van informatie, contacten met medeverdachten, en het aansturen van anderen, dat aan dit criterium werd voldaan.
