DEN HAAG – De rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de minister van Asiel en Migratie terecht een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar heeft opgelegd aan een man die zich presenteerde als internationaal vrachtwagenchauffeur. De man, van Albanese afkomst, werd in augustus 2024 aangehouden in een magazijn waar verdovende middelen lagen opgeslagen. Hij had op dat moment geen geldig paspoort bij zich en zou betrokken zijn bij een strafbaar feit.
De man stelde dat hij als vrachtwagenchauffeur gebruikmaakte van zijn visumvrije termijn binnen de Europese Unie, maar kon dat niet onderbouwen met geldige documenten. Volgens de rechtbank mag van een internationaal chauffeur verwacht worden dat hij een geldig paspoort bij zich heeft, zeker bij grensoverschrijdend vervoer.
Twijfels over beroep als chauffeur
Hoewel de man verklaarde dat hij internationaal chauffeur was en dat het inreisverbod zijn werk onmogelijk zou maken, vond de rechtbank deze bewering onvoldoende onderbouwd. Hij kon niet aantonen in welke EU-landen hij actief was of met welke opdrachtgevers hij werkte. Ook bleek hij een eenmanszaak in visserijartikelen te hebben, wat verdere vragen opriep over zijn daadwerkelijke activiteiten als vrachtwagenchauffeur.
Daarbij woog mee dat hij werd aangetroffen in een magazijn waar dozen met verdovende middelen lagen opgeslagen, en dat zijn identiteit en verblijfsstatus op het moment van aanhouding niet konden worden vastgesteld.
Zwaarwegende omstandigheden
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die het opleggen van een inreisverbod disproportioneel maken. De minister mocht daarom zowel het terugkeerbesluit als het inreisverbod zonder vertrektermijn opleggen.
De betrokkene kreeg geen vergoeding van de proceskosten en ook het betaalde griffierecht wordt niet terugbetaald.