ALMELO – De rechtbank Overijssel heeft op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiel geschil tussen een transportbedrijf en een financieringsmaatschappij over de beëindiging van een factoringovereenkomst. Zowel de vorderingen van het transportbedrijf als die van de financieringsmaatschappij zijn afgewezen.

Ontbinding niet terecht

Het transportbedrijf stelde dat de financieringsmaatschappij tekortgeschoten was in het voeren van actief debiteurenbeheer bij twee grote klanten, waardoor betalingsachterstanden waren ontstaan. Volgens het bedrijf rechtvaardigde dit de buitengerechtelijke ontbinding van de raamovereenkomst en diverse koopovereenkomsten voor facturen.

De rechtbank oordeelde echter dat geen sprake was van een contractuele verplichting voor de financieringsmaatschappij om debiteurenbeheer te voeren in de door het transportbedrijf gewenste zin. Ook bleek dat het transportbedrijf zelf de mogelijkheid had achterstanden te signaleren. Daarmee was geen sprake van een tekortkoming die ontbinding rechtvaardigde.

Schadeclaims afgewezen

De door het transportbedrijf gevorderde schadevergoeding, onder meer vanwege het tijdelijk niet kunnen inzetten van vrachtwagens en gemaakte juridische kosten, werd afgewezen. De rechtbank vond dat het bedrijf zelf het risico had genomen door de samenwerking abrupt te beëindigen zonder zekerheid over een nieuwe financieringspartner.

Ook de claim dat de financieringsmaatschappij nog ruim € 62.000 aan het transportbedrijf moest betalen, werd onvoldoende onderbouwd.

Beslagen opgeheven

In een incidentele procedure oordeelde de rechtbank dat de door het transportbedrijf gelegde beslagen op rekeningen van de financieringsmaatschappij moesten worden opgeheven. De vorderingen in de hoofdzaak boden daarvoor geen grond.

Tegenclaims ook zonder succes

De tegenvordering van de financieringsmaatschappij, die ruim € 104.000 aan schadevergoeding eiste wegens onder meer omzetderving, contractuele boetes en onrechtmatig beslag, werd eveneens afgewezen. Volgens de rechtbank waren deze vorderingen onvoldoende onderbouwd.

Proceskosten

Beide partijen zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten in de zaken waarin zij ongelijk kregen. Voor het transportbedrijf komt dit neer op ruim € 10.800 in de hoofdzaak, plus kosten in de incidenten. De financieringsmaatschappij moet ruim € 2.100 aan proceskosten betalen in de reconventie.