MIDDELBURG – De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) teruggefloten in een zaak over de rijgeschiktheid van een beroepschauffeur. Het CBR had geweigerd de man rijgeschikt te verklaren voor rijbewijzen van groep 2 (vrachtwagens en bussen), maar volgens de rechtbank is dat besluit onevenwichtig en daarmee onredelijk bezwarend.
De chauffeur kreeg in 2023 een acute aanval als gevolg van een tekort aan magnesium, veroorzaakt door het gebruik van maagzuurremmers. Een herkeuringsarts concludeerde later dat de kans op herhaling nihil was, omdat de man inmiddels andere medicatie gebruikt.
Toch besloot het CBR af te wijken van dit advies en hem alleen geschikt te verklaren voor rijbewijzen van groep 1 (personenauto’s en motoren).
De rechtbank stelt dat de verkeersveiligheid in dit geval niet meer in gevaar is, terwijl het besluit grote gevolgen heeft voor de chauffeur: hij kan hierdoor zijn beroep de laatste jaren voor zijn pensioen niet uitoefenen. De rechtbank oordeelde daarom dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
Het beroep van de chauffeur is gegrond verklaard. Het bestreden besluit is vernietigd en het CBR moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen, met inachtneming van de uitspraak.
Daarnaast moet het CBR het griffierecht en ruim €1.800 aan proceskosten vergoeden.
