DEN HAAG – De kantonrechter in Den Haag heeft geoordeeld dat een transportbedrijf een vrachtwagenchauffeur onterecht op staande voet heeft ontslagen. Het bedrijf moet de chauffeur een billijke vergoeding van ruim €28.000, een transitievergoeding van ruim €10.000, een gefixeerde schadevergoeding van ruim €10.000 en een nabetaling van achterstallige toeslagen van ruim €4.000 betalen. In totaal gaat het om een bedrag van meer dan €50.000, exclusief rente. Dat blijkt uit een vandaag gepubliceerde uitspraak.
Bedrijfsongeval en re-integratie
De chauffeur, die sinds 2018 in vaste dienst was bij het transportbedrijf, raakte in maart 2024 arbeidsongeschikt na een bedrijfsongeval waarbij hij zijn arm brak. Vanaf eind 2024 verrichtte hij vervangende werkzaamheden in het kader van re-integratie. De bedrijfsarts achtte in maart 2025 een geleidelijke hervatting van het werk haalbaar, onder meer door het rijden van bloemenvracht waarbij elektrische pompwagens beschikbaar zijn.
Weigering bloemenrit
Op 25 maart 2025 ontstond een conflict toen de chauffeur weigerde een bloemenrit te rijden. Volgens het bedrijf ging het om werkweigering en werd hij daarom per direct ontslagen. De chauffeur stelde echter dat hij fysiek niet in staat was de rit uit te voeren vanwege de benodigde rolcontainers en wees erop dat dit bekend was bij zijn werkgever.
Te zware sanctie
De rechter oordeelde dat het bedrijf te snel naar de zwaarste maatregel greep. Zelfs als sprake zou zijn geweest van het niet nakomen van een re-integratieverplichting, had de werkgever volgens de wet eerst een loonsanctie moeten opleggen. Het ontslag op staande voet was daarom niet rechtsgeldig.
Vergoedingen toegewezen
Omdat de chauffeur berustte in het ontslag, kende de rechter een billijke vergoeding toe ter hoogte van een half jaarsalaris, in totaal €28.312 bruto. Ook moet het bedrijf de transitievergoeding van €10.192 bruto, een gefixeerde schadevergoeding van €10.350 bruto en €4.196 aan achterstallige onregelmatigheidstoeslag betalen. Daarnaast is het bedrijf veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
