MIDDELBURG – Een vrachtwagenchauffeur die tijdens een controle op 13 mei 2023 reed met een bestuurderskaart op naam van een ander, blijft een boete van €1.500 verschuldigd. Dat heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2025 bepaald in een bestuursrechtelijke uitspraak. De man had bezwaar en beroep ingesteld, maar kreeg geen gelijk.
De overtreding kwam aan het licht tijdens een controle door de politie, waarbij bleek dat de chauffeur gebruik had gemaakt van de bestuurderskaart van zijn moeder. De Inspectie Leefomgeving en Transport legde aanvankelijk een boete op van €4.400, maar verlaagde dit bedrag tot €1.500 omdat de chauffeur niet als werkgever, maar als werknemer werd aangemerkt.
De man voerde aan dat de boete onterecht was en verwees onder meer naar een fout in het boeterapport – de controle zou op een zaterdag zijn uitgevoerd, terwijl 31 mei 2023 op een woensdag viel. De rechtbank oordeelde echter dat dit een kennelijke verschrijving betrof en geen gevolgen heeft voor de geldigheid van het rapport.
Ook stelde de chauffeur dat hij slechts een korte rit had gemaakt op eigen terrein, maar uit tachograafgegevens bleek dat er die dag 56 kilometer was gereden. Verder zou de moeder van de chauffeur geen CE-rijbewijs hebben, wat de verklaringen over haar rol bij het rijden in twijfel trok.
De rechter vond geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van het boeterapport of de bevoegdheid van de toezichthoudende politieagenten te twijfelen. Ook werd de man niet geschaad in zijn rechten doordat hij tijdig de cautie kreeg en later bijstand had van een advocaat.
Volgens de rechtbank is de opgelegde boete niet onevenredig en in lijn met de beleidsregels. De regels rond rij- en rusttijden zijn essentieel voor de verkeersveiligheid, benadrukte de rechter. Het beroep werd daarom ongegrond verklaard.