’s-HERTOGENBOSCH – Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in een omvangrijke loonzaak geoordeeld dat een internationaal transportbedrijf ruim twintig vrachtwagenchauffeurs alsnog duizenden euro’s aan achterstallig vakantieloon moet uitbetalen. De uitspraak betreft de periode 2012 tot en met 2018 en is het eindarrest in een langlopend geschil over de juiste berekening van het vakantieloon van chauffeurs.
De zaak werd aangespannen door 26 chauffeurs die vonden dat hun vakantieloon structureel te laag was vastgesteld, omdat toeslagen en overwerk niet (volledig) waren meegenomen. Volgens het hof hadden de chauffeurs gelijk: het vakantieloon moet worden berekend op basis van het gemiddelde loon over alleen de basisuren, inclusief onregelmatigheidstoeslagen en overwerkvergoedingen. De door het transportbedrijf gehanteerde rekenmethode leidde volgens het hof tot een structureel te lage uitbetaling en is in strijd met het Europese recht.
Verlofkaarten vernietigd
Opvallend is dat het bedrijf voor de jaren 2012 tot en met 2014 geen originele verlofkaarten meer kon overleggen. Die zouden in 2017 zijn vernietigd in verband met privacywetgeving en een bedrijfsverkoop. Het hof oordeelde echter dat hiervoor geen geldige juridische grondslag was. Omdat de gegevens cruciaal zijn voor de beoordeling van het vakantieloon, weegt dit gebrek aan transparantie mee in de beslissing over de proceskosten.
Tienduizenden euro’s per chauffeur
In het arrest zijn per chauffeur nauwkeurige berekeningen gemaakt van de nabetalingen, variërend van enkele duizenden tot meer dan zevenduizend euro per persoon. In totaal gaat het om een bedrag dat in de tonnen loopt. Naast de achterstallige bedragen is ook een wettelijke verhoging van 20 procent toegekend, evenals rente vanaf het jaar waarin het loon verschuldigd was.
Verwijtbaar handelen werkgever
Het hof wees het verweer van de werkgever – dat er in de cao’s voldoende duidelijkheid zou zijn over de berekeningswijze – van de hand. Ook vond het hof dat de werkgever onterecht heeft geprobeerd vrije dagen als atv- of knv-dagen aan te merken om zo onder de betaling uit te komen. In lijn met uitspraken van het Europese Hof van Justitie en het Haagse hof werd geoordeeld dat het uitgangspunt “qua beloning vergelijkbaar met gewerkte dagen” moet worden toegepast.
Proceskosten voor rekening van werkgever
Het hof veroordeelde het transportbedrijf tot betaling van de volledige proceskosten: ruim 3.500 euro in eerste aanleg en meer dan 15.000 euro in hoger beroep. De buitengerechtelijke kosten werden afgewezen.