MAASTRICHT – De rechtbank Limburg heeft een eis van een aandeelhouder van een Limburgs transportbedrijf afgewezen. De eisende partij wilde dat haar aandelen verplicht zouden worden overgenomen door haar mede-aandeelhouder of door het transportbedrijf zelf, omdat de onderlinge relatie ernstig was verslechterd.
De rechtbank oordeelde echter dat er geen goede redenen waren om deze verplichte uitkoop toe te wijzen. Dat blijkt uit een vandaag gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Limburg.
De zaak draaide om twee broers die via hun vennootschappen gezamenlijk eigenaar zijn van een transportbedrijf dat hun vader ooit startte. De eisende aandeelhouder stelde dat de andere broer haar rechten en belangen had geschaad, onder andere door haar uit de bedrijfsvoering te weren en door het transportbedrijf te concurreren via een nieuw opgerichte vennootschap.
Broers in conflict
Volgens de rechtbank ligt de oorzaak van het conflict niet alleen bij de mede-aandeelhouder, maar ook bij de eisende aandeelhouder zelf. Zij trok zich in 2020 terug uit het bedrijf en wilde geen werkzaamheden meer verrichten. Daardoor kwam de mede-aandeelhouder in een moeilijke positie terecht, met name omdat noodzakelijke vergunningen alleen gezamenlijk konden worden verlengd.
Toen medewerking van de eisende aandeelhouder uitbleef, zag de andere broer zich gedwongen een nieuwe vennootschap op te richten om de activiteiten voort te kunnen zetten. Dit leidde tot de beschuldiging van concurrentie, maar volgens de rechtbank was deze stap gerechtvaardigd om verdere schade aan het oorspronkelijke transportbedrijf te voorkomen.
Geen reden voor gedwongen uitkoop
De rechtbank Limburg oordeelde uiteindelijk dat de omstandigheden niet ernstig genoeg zijn om een verplichte overname van de aandelen af te dwingen. De eiseres heeft niet voldoende aangetoond dat het voortzetten van haar aandeelhouderschap onredelijk is geworden door handelen van haar broer.
Ook vond de rechter dat het blokkeren van haar bankpas door de andere aandeelhouder een begrijpelijke voorzorgsmaatregel was na verontrustende uitspraken van de eiseres.
De eis tot gedwongen overname van de aandelen werd daarom volledig afgewezen, en de eiseres moet ook de proceskosten betalen.