DEN HAAG – De Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) reageert met grote verbazing op een nieuw oordeel van het College voor de Rechten van de Mens over de beloning van zeevarenden. Het College bepaalde deze week dat de huidige internationale praktijk, waarbij lonen worden afgestemd op het prijspeil in het woonland van de zeevarende, niet gerechtvaardigd is.
De zaak was aangespannen door twee zeevarenden uit Indonesië en de Filipijnen tegen twee Nederlandse werkgevers. Volgens het College is het onderscheid in beloning niet noodzakelijk.
Breuk met internationale praktijk
KVNR-directeur Annet Koster waarschuwt dat het oordeel het internationale gelijke speelveld in de zeevaart kan ondermijnen: “Door nu in deze nationale oordelen af te wijken van de internationale praktijk ondermijnt het College voor de Rechten van de Mens het internationaal gelijke speelveld met alle risico’s van dien voor de Nederlandse zeevaart.”
De zeevaart is volgens de KVNR een sterk internationale bedrijfstak, waarin beloning op basis van het woonland is ontstaan om verschillen in kosten van levensonderhoud, sociale zekerheid en fiscale systemen tussen landen recht te trekken.
Eerder nog gerechtvaardigd
In 1997 oordeelde de rechtsvoorganger van het College, de Commissie Gelijke Behandeling, nog dat dit beloningssysteem wél gerechtvaardigd was. Ook wordt de praktijk internationaal gereguleerd onder toezicht van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).
Koster noemt het oordeel daarom “onbegrijpelijk” en benadrukt dat de KVNR de kwestie eerst met overheid en sociale partners zal bespreken.
23.000 zeevarenden onder Nederlandse vlag
Onder Nederlandse vlag werken ongeveer 23.000 zeevarenden die wereldwijd woonachtig zijn in landen waarvan Nederland de vaarbevoegdheden erkent. Nederlandse reders werken daarbij samen met vakbond Nautilus International en lokale bonden in de woonlanden van veel zeevarenden om duurzame collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten.