ARNHEM – Een vrachtwagenchauffeur is door de kantonrechter in het gelijk gesteld nadat hij op staande voet was ontslagen. De Rechtbank Gelderland oordeelde dat het ontslag onterecht was en dat de werkgever overhaast en onzorgvuldig heeft gehandeld. De werkgever moet de werknemer in totaal ruim € 17.000 aan vergoedingen en achterstallig loon betalen.
De werknemer meldde zich op 10 februari 2025 ziek. Binnen twee weken na die melding volgden meerdere waarschuwingen, loonsancties en uiteindelijk ontslag. De werkgever zette het loon al op 24 februari stop, terwijl de werknemer pas op 26 februari werd gezien door een bedrijfsarts. Die oordeelde dat er sprake was van rugklachten en adviseerde rust en behandeling.
Toch volgden er gesprekken, waarschuwingen en een ontslag op staande voet op 7 maart 2025 wegens het niet naleven van het verzuimprotocol en het weigeren van passende arbeid. De rechter oordeelde dat de werkgever te snel en zonder medisch oordeel had gehandeld. Bovendien was het werk als nachtcoördinator dat werd aangeboden, niet onderbouwd als passend.
Geen dringende reden
De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een dringende reden voor ontslag. De werkgever had de uitkomst van het bedrijfsartsbezoek moeten afwachten en niet op eigen houtje mogen bepalen wat de werknemer nog zou kunnen. Ook was de loonstop te vroeg ingezet en ontbrak het aan voldoende zorgvuldigheid.
Vergoedingen toegekend
Omdat het ontslag niet rechtsgeldig was, maar de werknemer wel berustte in het ontslag, kende de rechtbank een transitievergoeding van € 3.773,27 bruto toe, gebaseerd op een maandloon van ruim € 4.100. Daarnaast kreeg de werknemer een billijke vergoeding van € 12.000 bruto, onder meer vanwege de manier waarop de werkgever is omgegaan met de zieke werknemer.
Ook het achterstallig loon over de periode tussen de loonstop en het ontslag – € 1.457,16 bruto – moet alsnog worden uitbetaald, vermeerderd met een wettelijke verhoging tot maximaal 50 procent. De rechter hield daarbij rekening met het feit dat de werknemer gemiddeld 41,6 uur per week werkte, ondanks een contract van 35 uur.
Proceskosten voor werkgever
De werkgever is veroordeeld tot betaling van de volledige proceskosten van € 1.039, inclusief griffierecht, salaris gemachtigde en extra kosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de bedragen ook betaald moeten worden als hoger beroep wordt ingesteld.