ALMERE – De rechtbank Midden-Nederland heeft een transportbedrijf en haar (voormalige) vennoten veroordeeld tot het betalen van achterstallig loon aan drie buitenlandse vrachtwagenchauffeurs. Het gaat om Turkse chauffeurs die in 2022 en 2023 voor hetzelfde bedrijf werkten.
De kantonrechter in Almere behandelde de drie zaken afzonderlijk, maar de kern van de geschillen was hetzelfde: de chauffeurs kregen hun loon niet uitbetaald. De vennootschap onder firma en haar vennoten verschenen niet in de rechtszaal en voerden geen verweer. De rechter wees daarom de vorderingen grotendeels toe.
Drie vonnissen
De rechter bepaalde dat het bedrijf de drie chauffeurs de volgende bedragen moet uitbetalen:
- Chauffeur 1: € 2.400 netto aan achterstallig loon, plus € 1.200 wettelijke verhoging en proceskosten.
- Chauffeur 2: € 5.600 netto aan loon, plus € 2.800 wettelijke verhoging en proceskosten.
- Chauffeur 3: € 4.700 netto aan loon, plus € 2.350 wettelijke verhoging, € 595 aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
Spoedeisend belang
De kantonrechter oordeelde dat loonvorderingen “naar hun aard spoedeisend” zijn. De drie chauffeurs verklaarden dat zij schulden moesten maken omdat hun loon uitbleef en dat zij dringend behoefte hadden aan uitbetaling.
Signaal aan sector
Met de vonnissen maakt de rechtbank duidelijk dat transportondernemingen ook tegenover buitenlandse chauffeurs volledig verantwoordelijk zijn voor het tijdig betalen van loon. Doordat de gedaagde partijen niet verschenen en geen verweer voerden, werden de vorderingen van alle drie de chauffeurs toegewezen.