BRUSSEL – De Europese spoorsector maakt stappen op het gebied van gendergelijkheid. Dat blijkt uit het Women in Rail (WIR) Report 2025, dat maandag in Brussel werd gepresenteerd door de Europese Transportarbeidersfederatie (ETF) en de Community of European Railway and Infrastructure Companies (CER).
Uit het rapport, dat de uitvoering van de bindende Europese sociale partnerschapsafspraak uit 2021 evalueert, blijkt dat inmiddels 23 procent van het spoorwegpersoneel vrouw is. In 2018 lag dat aandeel nog op 21 procent. Bij nieuwe aanstellingen ligt het percentage vrouwen zelfs op 25 procent, wat volgens de onderzoekers duidt op een positieve trend voor de toekomst.
De studie werd tussen januari en mei 2025 uitgevoerd bij 29 Europese spoorbedrijven met in totaal bijna 700.000 medewerkers. Daarnaast namen 21 vakbonden deel aan de beoordeling.
Belangrijkste resultaten
- Meer dan 90 procent van de bedrijven heeft de Women in Rail-afspraken overgenomen.
- 80 procent van de bedrijven heeft beleid opgesteld rond gendergelijkheid.
- 93 procent biedt maatregelen voor een betere werk-privébalans, zoals flexibele werktijden.
- 82 procent stelt persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar die geschikt zijn voor alle genders.
- 89 procent heeft vertrouwelijke meldpunten ingericht voor incidenten rond seksuele intimidatie.
ETF-secretaris-generaal Livia Spera noemt de resultaten bemoedigend: “Vrouwen vormen nu bijna een kwart van het spoorwegpersoneel. Er is vooruitgang geboekt, maar volledige uitvoering van de afspraken blijft noodzakelijk.”
Ook CER-directeur Alberto Mazzola benadrukt het belang van samenwerking: “Dit rapport laat zien dat sociale dialoog geen formaliteit is, maar concrete resultaten kan opleveren. Door vrouwen een sterkere positie te geven, versterken we de spoorsector als geheel.”
Toekomstige uitdagingen
Het rapport beoordeelde de voortgang op acht beleidsterreinen, waaronder werving, loopbaanontwikkeling, gelijke beloning en het tegengaan van seksuele intimidatie. In technische functies blijft de vertegenwoordiging van vrouwen echter laag: bij locomotiefmachinisten en onderhoudspersoneel ligt het aandeel nog op 5 procent. De stijging van het aantal vrouwelijke nieuwe instromers wijst er volgens de onderzoekers op dat dit verschil geleidelijk kleiner kan worden.
Volgens Roxana Mînzatu, vicevoorzitter van de Europese Commissie voor Sociale Rechten en Vaardigheden, is het rapport “een belangrijke mijlpaal voor de Europese spoorsector en het Europese sociale overleg”. Zij benadrukte dat de Commissie deze inspanningen blijft ondersteunen om het spoor klaar te maken voor de toekomst.
De presentatie vond plaats tijdens een conferentie in Brussel, met steun van de Europese Unie. Vertegenwoordigers van spoorbedrijven, vakbonden en beleidsmakers bespraken er hoe de positieve ontwikkeling verder kan worden voortgezet.