DEN HAAG – De rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet van een warehouse-supervisor bij een groot transportbedrijf terecht was. Hoewel niet is gebleken dat de man zelf actief betrokken was bij de grootscheepse diefstal van kratten, heeft hij volgens de rechter niets gedaan om de fraude te voorkomen. Daarmee is hij ernstig tekortgeschoten in zijn verantwoordelijkheid als leidinggevende.
Grootschalige diefstal van kratten
Het betrokken transportbedrijf verzorgt de bevoorrading van supermarkten en beheert grote voorraden CBL- en EPS-kratten. Uit onderzoek bleek dat tussen november 2024 en januari 2025 op meerdere dagen, met name in de weekenden, enorme hoeveelheden kratten verdwenen. Op 23 november 2024 werd de waarde van de gestolen kratten geschat op maximaal € 350.000.
De werkwijze week sterk af van de normale procedures: vrachtwagens meldden zich niet bij het expeditiekantoor, kratten werden buiten geplande verladingen om geladen, en er werden muren van vijf meter hoog gebouwd om ladingen aan het zicht te onttrekken.
Rol van de supervisor
De ontslagen medewerker werkte al jaren in dienst van het bedrijf en was als supervisor verantwoordelijk voor toezicht op het laad- en losproces. De rechtbank stelt dat de diefstallen steeds plaatsvonden tijdens zijn diensten en dat de afwijkingen van de procedures dermate groot waren dat hij die onmogelijk had kunnen missen.
Volgens de rechter is het niet geloofwaardig dat de supervisor niets zou hebben gezien van de afwijkende werkwijze. Zelfs als hij er zelf niet actief aan meewerkte, heeft hij onvoldoende toezicht gehouden en niet ingegrepen. Dat wordt hem zwaar aangerekend.
Ontslag blijft in stand
De werknemer betoogde dat er geen dringende reden was voor ontslag en dat hij recht had op diverse vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding ter hoogte van drie jaarsalarissen en een transitievergoeding. De rechtbank wees al zijn verzoeken af.
Het ontslag op staande voet blijft daarmee in stand. Ook de gevorderde schadevergoeding door het bedrijf mocht worden verrekend met openstaande loonvorderingen. De werknemer moet bovendien de proceskosten van € 928 betalen.