UTRECHT – De rechtbank Midden-Nederland heeft op 11 juli 2025 bepaald dat een in beslag genomen MAN-vrachtwagen moet worden teruggegeven aan de persoon bij wie het voertuig in beslag is genomen, ondanks onenigheid over wie de rechtmatige eigenaar is. De uitspraak werd gedaan in een zogenoemde klaagschriftprocedure.
De vrachtwagen werd op 3 april 2025 in beslag genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De klager, bij wie de vrachtwagen in beslag is genomen, diende vervolgens een klaagschrift in waarin hij stelde dat hij op het voertuig een retentierecht heeft vanwege openstaande loonvorderingen op zijn werkgever, transportbedrijf Global Transporte Hungary Kft.
Naast de klager maakten ook Global en MAN Financial Services – eigenaar van de vrachtwagen – aanspraak op het voertuig. Beiden dienden eveneens een klaagschrift in en stelden dat de klager geen enkel recht op het voertuig heeft. Volgens hen is er juridisch en feitelijk geen sprake van een geldig retentierecht.
Geen duidelijke eigenaar aan te wijzen
Volgens de rechtbank is in deze fase van de procedure niet met zekerheid vast te stellen wie de rechtmatige eigenaar is. Wel acht de rechter het niet onaannemelijk dat de klager inderdaad een retentierecht heeft op de vrachtwagen, hoewel dit door de andere partijen wordt betwist.
Omdat geen van de betrokken partijen – MAN, Global of de klager – overtuigend als enig rechthebbende kan worden aangemerkt, geldt volgens de rechtbank de hoofdregel van artikel 116 van het Wetboek van Strafvordering: het inbeslaggenomen goed moet worden teruggegeven aan degene bij wie het in beslag is genomen.
De rechtbank verklaarde het beklag van de klager daarom gegrond en gelastte de teruggave van de vrachtwagen.
Cassatie mogelijk
Het Openbaar Ministerie had zich eerder al op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering niet langer in de weg stond aan teruggave, maar pleitte voor teruggave aan de eigenaar vanwege een mogelijke diefstalsignalering in het buitenland. De rechter week hiervan af.
Tegen de beslissing staat voor het Openbaar Ministerie nog cassatie bij de Hoge Raad open. Dit moet binnen veertien dagen worden ingesteld bij de griffie van de rechtbank.