DEN HAAG – Veel partijen in de Tweede Kamer voelen ongemak bij de afhandeling van de kwestie rond oud-voorzitter Khadija Arib door het presidium. Kamervoorzitter Martin Bosma liet vorige week weten geen heil te zien in nader onderzoek naar de vraag hoe vertrouwelijke informatie daarover bij de pers kon belanden. In een debat maandag werd duidelijk dat lang niet alle partijen daar direct genoegen mee nemen.
Het toenmalige presidium onder leiding van Vera Bergkamp besloot in 2022 tot een extern onderzoek naar Arib, die anoniem werd beschuldigd van autoritair gedrag. Dat had vertrouwelijk moeten blijven, maar het stond nog diezelfde dag in NRC. Een voormalig persvoorlichter is vervolgd voor lekken, maar zij werd onlangs bij gebrek aan bewijs vrijgesproken.
Het dagelijkse bestuur denkt niet dat nader onderzoek nieuwe inzichten zal opleveren, maar Bosma lijkt toch opdracht te krijgen beter zijn best te doen. Veel fracties willen dat ook gekeken wordt naar de betrokkenheid van Kamerleden, en dan met name die van Bergkamp. Daar was het Openbaar Ministerie niet toe bevoegd.
De Kamer kan de procureur-generaal bij de Hoge Raad vragen een opsporingsonderzoek te beginnen, als er aanwijzingen zijn van een ambtsmisdrijf door een parlementariër. Wat NSC betreft is het “een begaanbare weg” als Bosma daar het initiatief toe neemt. Er is “alle aanleiding om vervolgonderzoek te doen”, aldus Kamerlid Jesse Six Dijkstra.
Ook BBB wil verder onderzoek. “Niet om af te rekenen”, verzekert Kamerlid Marieke Wijen-Nass. “Maar om recht te doen aan de feiten, aan instituties en aan mensen.” Partijen als GroenLinks-PvdA, VVD, ChristenUnie en SP zijn wat terughoudender. Zij vinden ook dat er meer moet gebeuren, maar laten het vooralsnog aan Bosma om met een voorstel te komen.