DEN HAAG – De Hoge Raad heeft op 10 juni 2025 in twee samenhangende strafzaken de taakstraffen van twee verdachten verlaagd wegens overschrijding van de redelijke termijn voor cassatiebehandeling. Beide mannen waren veroordeeld wegens medeplegen van diefstal met braak van een vrachtwagen vanaf een bedrijventerrein.
In beide zaken draaide het om de vraag of het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de betrokkenheid van de verdachten als medeplegers voldoende had gemotiveerd. De verdachten hadden in cassatie betoogd dat uit de bewijsvoering niet duidelijk werd of zij als daadwerkelijke daders of slechts als uitkijkpost fungeerden.
De Hoge Raad oordeelde echter dat deze klachten niet tot vernietiging van de uitspraken van het hof hoefden te leiden. Op grond van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie gaf de Hoge Raad geen nadere motivering.
Wel stelde de Hoge Raad vast dat de redelijke termijn in cassatie was overschreden. Hierdoor werden de opgelegde taakstraffen ambtshalve verminderd. De taakstraf van 240 uur voor de in 1973 geboren verdachte werd teruggebracht naar 228 uur (subsidiair 114 dagen hechtenis). De straf van 180 uur voor de in 1985 geboren verdachte werd verlaagd naar 171 uur (subsidiair 85 dagen hechtenis).
De inhoudelijke veroordeling door het hof blijft verder in stand.