DEN HAAG – Vicepremiers Sophie Hermans (VVD), Mona Keijzer (BBB) en Fleur Agema (PVV) zijn het niet eens over de aanwezigheid van Nederland bij een pride in Hongarije. De Tweede Kamer riep het kabinet donderdag op om een afvaardiging naar de pride in Boedapest te sturen. In Hongarije zijn prides verboden door de regering.
Hermans begrijpt de oproep en noemt het belangrijk dat Nederland blijft uitdragen dat het “onbestaanbaar” is dat in 2025 niet iedereen kan houden van wie die wil. De VVD-minister wil echter afwachten hoe de pride in Boedapest wordt georganiseerd en hoe Nederland daarbij kan aansluiten.
Keijzer is terughoudender en noemt het “vrij bijzonder om je zo te manifesteren in een andere stad in een ander land”. Zij benadrukt daarbij niets tegen prides te hebben. “Nee hoor, ik stond jaren geleden al op een CDA-boot in de grachten van Amsterdam. Maar dit is een andere kwestie.”
Agema noemt het een “gekke motie”. Ze noemt zichzelf “niet zo’n reislustig type” en is niet van plan zelf te gaan. De PVV-minister zei dat ze ook in Nederland nog nooit naar de pride is gegaan. “De pride is hartstikke leuk, maar wel voor wie daar naartoe wil.” In Hongarije is het evenement verboden en er staan boetes op tot 500 euro.
Boedapest probeert de dertigste pride in de stad dit jaar gewoon te organiseren, ondanks het landelijke verbod van de regering van Viktor Orbán. De burgemeester van Boedapest Gergely Karácsony is een tegenstander van Orbán. Karácsony noemde de pride eerder “een belangrijk onderdeel van de identiteit van Boedapest.”