ROTTERDAM – Een binnenvaartbedrijf krijgt van de rechtbank Rotterdam een schadevergoeding van € 300.000 toegewezen wegens de aankoop van een vrachtschip dat ondanks ernstige gebreken was verkocht als zijnde “CvO-waardig”. Zowel de verkopende vennootschap onder firma, haar bestuurders als de keuringsinstantie zijn hoofdelijk aansprakelijk gesteld.
De zaak draait om de verkoop van een vrachtschip in 2023, waarbij was afgesproken dat het schip geleverd zou worden met een nieuw Certificaat van Onderzoek (CvO). Tijdens een eerste keuring constateerde een inspecteur echter ernstige gebreken onder de laadvloer, zoals water, sludge en roestvorming, waardoor geen certificaat afgegeven kon worden zonder grondige inspectie en reparaties.
Tweede inspecteur keurt tóch goed
In plaats van de geconstateerde gebreken aan te pakken, schakelde de verkopende partij op eigen initiatief een andere inspecteur in – iemand met wie zij al vaker samenwerkte. Deze tweede inspecteur gaf wél groen licht en op basis van diens bevindingen werd alsnog een voorlopig CvO afgegeven. De koper, onder druk gezet om af te nemen, nam het schip in ontvangst.
Na aflevering liet het binnenvaartbedrijf het schip opnieuw inspecteren. Daaruit bleek dat alsnog omvangrijke reparaties aan de constructie nodig waren. Het schip moest tijdelijk uit de vaart worden genomen en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) schorste de afgifte van een definitief CvO.
Onvoldoende onafhankelijke keuring
De rechtbank oordeelt dat de tweede keuring onzorgvuldig én onvoldoende onafhankelijk is uitgevoerd. De inspecteur handelde in het belang van de verkoper, terwijl hij wist dat eerdere bevindingen aanleiding gaven tot ernstige twijfel. Ook het keuringsbedrijf zelf krijgt forse kritiek. Ondanks waarschuwingen van collega’s liet de organisatie toe dat het voorlopig CvO werd afgegeven, terwijl de inspectie verre van deugdelijk was. De accreditatie van het keuringsbedrijf werd later geschorst.
Ook bestuurder hoofdelijk aansprakelijk
Opmerkelijk in deze zaak is dat niet alleen de vennootschap aansprakelijk is, maar ook één van de bestuurders persoonlijk. Deze bestuurder zou bewust hebben aangestuurd op het omzeilen van de oorspronkelijke keuring om zo verkoop door te drukken en hoge reparatiekosten te ontlopen. Daarmee handelde hij in strijd met een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsnorm, aldus de rechtbank.
Geen volledige schadevergoeding
Hoewel het binnenvaartbedrijf meer dan € 500.000 eiste aan schade en gederfde inkomsten, kent de rechtbank “slechts” € 300.000 toe. De rechter houdt daarbij rekening met mogelijke waardevermeerdering van het schip na de reparaties.
Alle betrokkenen – de voormalige vennoten, de bestuurder en het keuringsbedrijf – zijn hoofdelijk aansprakelijk en moeten samen ook ruim € 16.000 aan proceskosten betalen.