ROTTERDAM – De rechtbank Rotterdam heeft een in 2001 geboren Rotterdammer veroordeeld voor medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van en handel in harddrugs (cocaïne). De rechtbank acht bewezen dat hij gedurende een korte periode van twee weken betrokken was bij voorbereidend handelen. Een groot deel van de tenlastelegging is niet bewezen, waardoor de rechtbank een aanzienlijk lagere straf oplegt dan het Openbaar Ministerie had geëist.
De zaak draaide om communicatie via versleutelde chatapps en het regelen van informatie en toegang die bij uithaal- en invoerprocessen rond zeecontainers kan worden gebruikt. Volgens de rechtbank vormde verdachte hiermee “een schakel” in de invoer van harddrugs via de Rotterdamse haven.
Kortere pleegperiode bewezen, brede verdenking deels van tafel
Het OM beschuldigde de verdachte ervan dat hij in de periode 3 september 2022 tot en met 28 mei 2024 samen met anderen de invoer en handel in cocaïne zou hebben voorbereid of bevorderd. De rechtbank spreekt hem echter vrij van een aanzienlijk deel van die beschuldiging, onder meer omdat bepaalde Signal-accounts niet aan de verdachte konden worden gekoppeld. Ook is hij vrijgesproken van het voorhanden hebben van blokken cocaïne en van het bezit van zogenoemde organisatietelefoons.
Wat wel bewezen is: contact en afspraken via Signal in de periode 27 oktober 2022 tot en met 11 november 2022, waarin volgens de rechtbank in versluierde taal werd gesproken over onder meer corrupte contacten, containerinformatie en toegangscodes. In de gesprekken ging het onder andere over informatie van (corrupte) contacten bij Portbase en Maersk, waaronder “pin en tar code”, en over prijzen en herkomst (“Er is Peru”; “21,5”). Ook werden foto’s verstuurd van witkleurige blokken met opdruk.
Koppeling via Tikkie-betalingen
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte gebruiker was van een van de relevante Signal-accounts, mede op basis van Tikkie-transacties die in de chat werden besproken en terug te zien waren op zijn bankrekening. Daarbij speelde ook een tijdzone-kwestie: de chatlog stond in UTC+0, terwijl Nederland wintertijd UTC+1 hanteert. Volgens de rechtbank sluit de timing van de betalingen daarmee juist aan op de chatberichten.
Straf: 120 uur taakstraf, eis was 15 maanden cel
De officier van justitie eiste 15 maanden gevangenisstraf. De rechtbank legt uiteindelijk een taakstraf van 120 uur op. Daarbij houdt de rechtbank rekening met:
- de relatief korte bewezen pleegperiode (twee weken);
- het tijdsverloop sinds de feiten;
- het feit dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld (first offender).
Van overschrijding van de redelijke termijn is volgens de rechtbank geen sprake. De verdachte moet, na aftrek van voorarrest, 92 uur taakstraf verrichten. Als hij de taakstraf niet (goed) uitvoert, volgt 46 dagen vervangende hechtenis.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam op 22 december 2025 en gepubliceerd op 23 december 2025.



