ZWOLLE – De rechtbank Overijssel heeft op 5 november 2025 uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een uitzendbureau dat chauffeurs uitleent en een inmiddels opgeheven transportbedrijf. Het uitzendbureau eiste betaling van veertien openstaande facturen voor ingeleende chauffeurs, ter waarde van bijna 25.000 euro, en stelde daarnaast de bestuurder van het transportbedrijf persoonlijk aansprakelijk.
De rechtbank verklaarde het uitzendbureau niet-ontvankelijk in de vordering tegen het transportbedrijf, omdat de vennootschap failliet is verklaard, ontbonden en wegens een gebrek aan baten is opgehouden te bestaan. Ook de vordering tegen de bestuurder werd afgewezen: volgens de rechtbank is niet voldaan aan de hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid.
Het uitzendbureau stelde dat de bestuurder wist dat het bedrijf zijn financiële verplichtingen niet meer kon nakomen, maar toch chauffeurs bleef inlenen. De rechtbank ging daar niet in mee. Volgens de rechter kon niet worden vastgesteld dat de bestuurder op het moment van de samenwerking wist – of redelijkerwijs had moeten weten – dat de facturen onbetaald zouden blijven.
Het transportbedrijf verkeerde volgens de jaarrekeningen al in financieel zwaar weer, maar werkte nog aan een toekomstplan en onderhandelde met nieuwe opdrachtgevers en financiers. Dat er uiteindelijk geen herstel volgde, betekent volgens de rechtbank niet automatisch dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Ook het feit dat het uitzendbureau op de hoogte was van de verslechterde financiële situatie en ervoor koos de samenwerking voort te zetten, speelde mee in het oordeel.
De rechtbank concludeert dat de bestuurder geen persoonlijk ernstig verwijt treft. De vorderingen worden daarom afgewezen en het uitzendbureau is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, begroot op ruim 3.000 euro.
