DEN HAAG – De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat drie uitzendkrachten alsnog recht hebben op een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer. Het UWV had hun aanvragen in 2021 afgewezen, maar volgens de hoogste bestuursrechter wekte het UWV gerechtvaardigd vertrouwen door destijds foutieve informatie op zijn eigen website te publiceren.
De uitspraak kan gevolgen hebben voor tientallen andere werknemers, want de betrokken werkgever had met het UWV afgesproken dat de uitkomst van deze zaak ook voor andere soortgelijke gevallen zou gelden.
Fout in cao, maar UWV wekte vertrouwen
De drie uitzendkrachten werkten via een uitzendorganisatie in de bouw en vielen onder de NBBU-cao. Toen in februari 2021 door vorst en sneeuw niet meer gewerkt kon worden, vroeg hun werkgever WW aan wegens onwerkbaar weer. Het UWV wees dat verzoek af omdat de destijds geldende NBBU-cao (2019–2021) geen regeling voor onwerkbaar weer bevatte. Daardoor moest de werkgever het loon gewoon doorbetalen.
De Centrale Raad van Beroep stelt vast dat de cao inderdaad geen regeling kende, maar dat het UWV op zijn website destijds onjuiste en misleidende informatie had geplaatst. Daarin stond namelijk dat uitzendkrachten in de bouw met een vast of tijdelijk dienstverband (fase 3 of 4) wel recht konden hebben op een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer, mits zij als vakkracht op een bouwplaats werkten.
Omdat de betrokken werknemers aan die voorwaarden voldeden, mochten zij en hun werkgever erop vertrouwen dat er recht bestond op een uitkering.
Disclaimers redden UWV niet
Het UWV verweerde zich door te wijzen op de disclaimer op zijn website, waarin stond dat informatie niet altijd volledig of actueel hoeft te zijn. De Centrale Raad van Beroep ging daar niet in mee:
„Bij zulke concrete en ondubbelzinnige informatie mag een burger erop vertrouwen dat die juist is”, aldus de Raad.
Volgens de rechter was de foutieve informatie bovendien toe te rekenen aan het UWV zelf, dat ter zitting erkende niet meer te weten hoe lang de verkeerde tekst online had gestaan.
Werkgever leed forse schade
De werkgever had zijn werknemers, op basis van de UWV-informatie, meegedeeld dat zij met behoud van loon naar huis konden gaan tijdens de vorstperiode. Toen later bleek dat geen recht bestond op een WW-uitkering, draaide de werkgever op voor de loonkosten van in totaal 76 werknemers. De Centrale Raad oordeelde dat het belang van de werkgever in dit geval zwaarder woog dan het algemene belang van het UWV om strikt de wet toe te passen.
De Raad verplicht het UWV daarom om de drie uitzendkrachten met terugwerkende kracht per 8 februari 2021 WW-uitkeringen wegens onwerkbaar weer toe te kennen.
UWV moet proceskosten vergoeden
Het UWV is tevens veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van € 3.628,- en het terugbetalen van het griffierecht van € 555,-. Nieuwe besluiten op bezwaar moeten nog volgen, maar daartegen is alleen nog beroep bij de Centrale Raad van Beroep mogelijk.
De uitspraak werd op 29 oktober 2025 in het openbaar gedaan door voorzitter mr. E.J.J.M. Weyers en raadsleden D.S. de Vries en J.H. Ermers.



