DEN HAAG – De Hoge Raad heeft de veroordeling van acht klimaatactivisten vernietigd en hun zaken terugverwezen naar het gerechtshof in Den Haag.
Het hof had de activisten eerder schuldig bevonden aan lokaalvredebreuk en het verstoren van een vergadering in de Tweede Kamer, maar geen straffen opgelegd omdat politie en justitie te ver waren gegaan in het inperken van het demonstratierecht.
Dat ze veroordeeld werden, ook al kregen ze geen straf, was volgens het hoogste rechtscollege onterecht. Om dat te onderbouwen, wijst de Hoge Raad op uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Als het oordeel van een rechter is dat het strafrechtelijk optreden “als geheel te ver is gegaan”, moet een schuldigverklaring achterwege blijven. Ontslag van alle rechtsvervolging is dan op zijn plaats. Dat wil zeggen dat de feiten wel zijn bewezen, maar onder de bewuste omstandigheden niet strafbaar waren.
De zaken draaiden om een betoging in de Kamer in 2019, een demonstratie in de hal van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat in 2020 en acties in panden van ING in 2022. In alle zaken heeft het hof vastgesteld dat de betogingen en verstoringen “een vreedzaam en beperkt karakter hadden, waarbij niemand is gehinderd en geen schade is toegebracht of andere hinder is veroorzaakt”.
Alle activisten werden aangehouden, uren vastgehouden op het politiebureau en later vervolgd door het Openbaar Ministerie (OM). Volgens het hof was dat te ingrijpend en moet het inperken van het demonstratierecht “tot een absoluut minimum” beperkt blijven.