Clicky


Rechter: Uitzendkracht moet hetzelfde loon krijgen als vaste medewerker op Schiphol

Rechter: Uitzendkracht moet hetzelfde loon krijgen als vaste medewerker op Schiphol
28-03-2018 13:59 | Luchtvracht | auteur Redactie [FE]

SCHIPHOL - De rechtbank wijst toe dat de vordering van zestien uitzendkrachten tegen Flexcargo en DMW om de CAO voor uitzendkrachten en artikel 8 lid 1 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) wordt nageleefd. Dat betekent dat zij voor vergelijkbare arbeid bij een inlener recht hebben op een zelfde loon als de vaste werknemers. Dat geldt ook voor uitzendkrachten die zijn ‘doorgeleend’ via verschillende uitzendbureaus of ondernemingen.

Achtergrond

De zestien uitzendkrachten (eisers) hebben in de periode van 2011 tot september 2015 als vrachthalmedewerker gewerkt in de vrachthal van DHL en MWC op Schiphol. Zij hebben gewerkt in dienst van het uitzendbureau Flexcargo en/of DMW. Flexcargo en DMW hebben hen het minimumloon betaald. De vrachthalmedewerkers die rechtstreeks in dienst zijn van DHL en MWC worden betaald volgens  het beloningssysteem van de DHL-CAO en de MWC-CAO. Dat leverde een hoger loon op dan het minimumloon dat Flexcargo en DMW eisers hebben betaald.

Procedure

Eisers willen dat Flexcargo en DMW artikel 22 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor uitzendkrachten (NBBU-CAO) en artikel 8 lid 1 van de Waadi naleven: in geval van vergelijkbare arbeid een zelfde beloning voor uitzendkrachten als voor vaste medewerkers. In dat geval zouden zij recht hebben op een gelijke beloning als de vrachthalmedewerkers die rechtstreeks in dienst zijn van DHL en MWC. De vordering van eisers komt er dus op neer dat zij het verschil tussen dat hogere CAO-loon en het minimumloon uitbetaald willen krijgen.

De kantonrechter geeft eisers gelijk. Uitzendkrachten hebben recht op een beloning gelijk aan het loon en vergoedingen die worden toegekend aan werknemers, werkzaam in gelijkwaardige functies in dienst van de inlener. Dat is bepaald in artikel 22 lid 1 van de toepasselijke NBBU CAO en artikel 8 lid 1 van de Waadi. Volgens de kantonrechter zijn in dit geval DHL en MWC de inlener, en zijn er bij DHL en MWC ook gelijkwaardige functies. Dat betekent dat eisers, nu zij feitelijk bij DHL en MWC in een gelijkwaardige functie gewerkt hebben, recht hebben op het loon volgens de DHL-CAO en de MWC-CAO.

Sommige eisers zijn door Flexcargo direct ter beschikking gesteld aan DHL, andere eisers zijn eerst aan een andere onderneming uitgeleend en pas daarna doorgeleend aan DHL. De kantonrechter oordeelt dat het voor het recht op een gelijk loon, en de toepassing van 22 lid 1 NBBU CAO en artikel 8 lid 1 Waadi, niet uitmaakt dat de uitzendkrachten zijn doorgeleend. Voor het recht op een gelijk loon moet volgens de kantonrechter worden gekeken naar de onderneming waar de uiteindelijke terbeschikkingstelling plaatsvindt, los van de doorlening. Dat is de onderneming waar de uitzendkrachten feitelijk en daadwerkelijk hebben gewerkt. In dit geval zijn dat DHL en MWC.

Flexcargo en DMW krijgen nog gelegenheid te reageren op de berekende loonvorderingen van eisers, tot uiterlijk 9 mei 2018. Daarna beslist de kantonrechter verder.