Clicky


Vrijspraak van fraude voor bergingsbedrijf Joh. v/d Zand

Vrijspraak van fraude voor bergingsbedrijf Joh. v/d Zand
15-12-2017 13:56 | Transport | auteur Redactie [FE]

ARNHEM - De rechtbank spreekt bergingsbedrijf Joh. v/d Zand uit Buren, de bestuurder van het bedrijf en zijn echtgenote vrij van het plegen van valsheid in geschrifte. Volgens de rechtbank is er geen sprake van opzet op strafbaar handelen. De civiele kamer van het gerechtshof moet zich buigen over de uitleg van de samenwerkingsovereenkomst tussen het bergingsbedrijf en de verzekeraar.

Civiele procedure bij gerechtshof

Tussen verzekeraar TVM en het bergingsbedrijf loopt een civiele procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze procedure gaat over de samenwerkingsovereenkomst tussen beiden en over de vraag of de commissienota’s wel of niet in de afrekening tussen het bergingsbedrijf en de verzekeraar moeten worden betrokken.

Geen wettig en overtuigend bewijs

In deze strafzaak komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat het bergingsbedrijf, de bestuurder en zijn echtgenote opzettelijk facturen bestemd voor de afrekening met de verzekeraar hebben vervalst. Dat de verzekeraar - die aangifte van valsheid in geschrift deed  - het met de facturen en de werkwijze van het bergingsbedrijf niet eens was, maakt nog niet dat de facturen vals zijn.

Het bergingsbedrijf, de bestuurder en zijn echtgenote waren er bij het opstellen van de facturen van overtuigd dat zij handelden in overeenstemming met de samenwerkingsovereenkomst. Van opzet op strafbaar handelen, namelijk het plegen van valsheid in geschrift en het gebruiken van een dergelijk vals geschrift, is volgens de rechtbank dan ook geen sprake.

Handelwijze gangbaar binnen branche

De rechtbank weegt in haar beslissing mee dat de administratie van het bergingsbedrijf sluitend en inzichtelijk is, dat er geen gelden zijn weggesluisd of verhuld en dat uit diverse verklaringen van getuigen blijkt dat de handelwijze van het bergingsbedrijf, de bestuurder en zijn echtgenote binnen de bergingsbranche gangbaar was. De rechtbank plaatst vraagtekens bij de verklaring van twee getuigen van de verzekeraar dat zij van deze handelwijze binnen de branche niet op de hoogte waren.