OM eist taakstraf tegen Linschoten

AMSTERDAM - Het Openbaar Ministerie (OM) wil dat voormalig VVD-politicus Robin Linschoten (60) wegens belastingfraude een werkstraf van tweehonderd uur krijgt opgelegd. Voor de rechtbank in Amsterdam eiste de officier van justitie vrijdag verder een voorwaardelijke celstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaar.

Volgens het OM heeft Linschoten van 2010 tot en met 2012 steeds te lage omzetten aangegeven vanuit twee BV's, waardoor hij de fiscus voor ruim honderdduizend euro benadeelde. De aanklaagster beschuldigde hem ervan "op kosten van de samenleving jarenlang boven zijn stand te hebben geleefd".

Linschoten zei vrijdag "slordig" te zijn geweest, maar hij ontkende opzet. Volgens de oud-staatssecretaris was hij destijds "met honderdduizend dingen bezig" voor opdrachtgevers. Hij had een "professioneel kantoor" in de arm genomen om zich niet zelf met de boekhouding bezig te hoeven houden. "Ik dacht dat alles in goede handen was", zei hij. "Achteraf was dat niet verstandig."

Uit verklaringen blijkt echter dat het administratiekantoor stelselmatig bij Linschoten achter stukken aan moest, die hij niet aanleverde. Zo was het genoodzaakt zijn omzet voor de belastingaangifte steeds te schatten. Op e-mails die Linschoten daarover kreeg, reageerde hij niet. Brieven van het kantoor opende hij niet.

Linschoten had vanuit het verleden meer problemen met de Belastingdienst, waar hij volgens de aanklaagster inmiddels "tonnen schuld heeft". Mede door beslagleggingen zit hij financieel aan de grond. Opdrachten krijgt hij niet meer, zijn vrouw is bij hem weg en eind september moet hij zijn huis uit. ,,Nee, ik heb nog niets anders", antwoordde hij op vragen van de rechter. "Ik heb geen geld en dan is het lastig een huis huren. Het zal wel onder een mooie brug worden."

De vroegere VVD'er zei bewust niet te hebben geschikt met het het OM, dat hem wel een voorstel deed. "Ik heb nooit de boel bewust beduveld, maar ik kreeg het gevoel dat ik dan opzet zou toegeven."

Zijn advocaten vinden dat er geen veroordeling mag komen. De uitspraak is 29 september.