Clicky


Veroordeling voor nalaten van hulpverlening aan jongen die in levensgevaar verkeerde

Veroordeling voor nalaten van hulpverlening aan jongen die in levensgevaar verkeerde
19-03-2024 14:18 | Binnenland | auteur Redactie

DEN HAAG - In de nacht van 18 op 19 februari 2018 kwam het 17-jarige slachtoffer in het ijskoude water ‘De Blauwe loper’ in Ypenburg in Den Haag terecht. Dit gebeurde nadat hij en de verdachte een date hadden gehad op de pontonboot van de verdachte en de verdachte hem terug had gebracht naar de kade.

Toen de verdachte, weer terug op zijn ponton, het slachtoffer in het water zag en om hulp hoorde roepen, heeft hij niets gedaan om hem te helpen. Het slachtoffer is die nacht verdronken. Het gerechtshof Den Haag veroordeelt de verdachte tot 10 weken hechtenis voor het nalaten van hulpverlening aan de jongen.

De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden geëist. Volgens het openbaar ministerie kon bewezen worden dat de verdachte zich door niet te helpen, schuldig heeft gemaakt aan mishandeling de dood tot gevolg. Ook de rechtbank kwam eerder tot die conclusie en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 44 maanden.

Hoe en waarom het slachtoffer in het water terecht is gekomen, is ook in hoger beroep niet komen vast te staan. Ook kan niet worden vastgesteld dat de verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan het te water raken van het slachtoffer. Dat de verdachte nog had kunnen voorkomen dat de jongen onder water verdween en verdronk kan evenmin worden vastgesteld. Daarbij is het van belang dat - gelet op de temperatuur van het ijskoude water - niet van de verdachte kon worden gevergd dat hij in het water zou springen om de jongen te redden.

Het verwijt dat de verdachte wél kan worden gemaakt, is dat hij, toen hij de jongen zag verdrinken, op dat moment geen 112 heeft gebeld om de hulpdiensten in te schakelen. Volgens het openbaar ministerie mishandelde de verdachte het slachtoffer, door hem niet te helpen en/of geen hulp in te schakelen. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep vrijgesproken van mishandeling. Doorslaggevend daarbij is de vaststelling dat de verdachte op geen enkele wijze - strafrechtelijk gezien – gevaarzettend heeft gehandeld met betrekking tot het in het water terechtkomen van het slachtoffer. 

De verdachte wordt ook vrijgesproken van dood door schuld. Dit komt doordat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs niet als gevolg van het nalaten van de verdachte aan hem kan worden toegerekend. Daarvoor is namelijk vereist dat het aannemelijk is dat het overlijden van het slachtoffer, met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid, door het nalaten van de verdachte is veroorzaakt.

Gelet op wat verschillende deskundigen hebben geschreven over de overlevingskansen na verdrinking, komt het hof tot de conclusie dat het slachtoffer hoogstwaarschijnlijk ook zou zijn overleden als de verdachte wél direct na het in het water zien van het slachtoffer 112 had gebeld. Dat het slachtoffer nog een kleine kans had gemaakt de verdrinking te overleven als de verdachte wel direct 112 had gebeld, terwijl hij door het nalaten van de verdachte dat te doen geen enkele kans meer maakte, is onvoldoende om te concluderen dat de dood van het slachtoffer de schuld van de verdachte is.

De verdachte wordt wel veroordeeld voor, het als overtreding strafbaar gestelde, nalaten hulp te verlenen aan iemand die in levensgevaar verkeerde. De verdachte had, toen hij zag dat het slachtoffer dreigde te verdrinken, direct 112 moeten bellen. Dat heeft hij om onduidelijke redenen niet gedaan. 

De situatie die zich hier voordeed lijkt de wetgever bij uitstek voor ogen te hebben gehad bij de invoering en formulering van de strafbaarstelling van het nalaten hulp te verlenen. Dat neemt niet weg dat de mate waarin iemand een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, niet in alle gevallen overeenkomt met het morele verwijt dat iemand wordt gemaakt. Toepassing van het strafrecht leidt daarom onvermijdelijk met enige regelmaat tot een niet voor iedereen bevredigende oplossing.

De maximale straf voor het niet helpen van iemand die in levensgevaar verkeert is drie maanden hechtenis. Het hof vindt oplegging van die straf in beginsel passend, gelet op de door de verdachte telkens weer getoonde onverschilligheid, zowel toen het slachtoffer verdronk als daarna. Omdat de verdachte zich vanwege dreigementen die verband hielden met de verdenking in deze zaak gedwongen heeft gevoeld te verhuizen en vanwege de zeer lange duur van de strafprocedure, legt het hof de verdachte een iets lagere straf op, te weten 10 weken hechtenis.