Clicky


Afsluiten van water bij minderjarige kinderen is onrechtmatig

Afsluiten van water bij minderjarige kinderen is onrechtmatig
19-03-2024 11:02 | Binnenland | auteur Redactie

DEN HAAG - De Nederlandse Staat en twee drinkwaterbedrijven handelen onrechtmatig door niet al het redelijkerwijs mogelijke te doen om te voorkomen dat minderjarige kinderen in een situatie terechtkomen waarin zij niet voldoende toegang hebben tot drinkwater. Dat heeft het gerechtshof Den Haag vandaag bepaald.

De zaak was aangespannen door mensenrechtenorganisaties NJCM en Defence for Children tegen de Staat en twee drinkwaterbedrijven, te weten Dunea en PWN. Op grond van de huidige Nederlandse regelgeving en het daarop gebaseerde beleid kunnen gezinnen met minderjarige kinderen in geval van wanbetaling worden afgesloten van drinkwater.

Afsluiting wordt als laatste redmiddel ingezet als ook na meerdere aanmaningen niet wordt betaald en pogingen om te komen tot een betalingsregeling of schuldsaneringstraject zijn mislukt. Volgens de mensenrechtenorganisaties is afsluiting onrechtmatig jegens de kinderen. Zij willen dat de rechter deze onrechtmatigheid vaststelt en dat, samengevat, de Staat, Dunea en PWN wordt bevolen aan die onrechtmatigheid een eind te maken. 

Het recht op toegang tot water is een fundamenteel recht. Dit recht is niet absoluut in die zin dat er geen beperkingen aan mogen worden gesteld. Dat neemt niet weg dat water een primaire levensbehoefte is en dat vooral kinderen een zwaarwegend belang hebben bij water, zowel voor hun fysieke en mentale gezondheid als voor een normaal gezinsleven en sociaal leven.

De huidige regelgeving en beleid laten niettemin bewust de mogelijkheid open dat gezinnen met kinderen wegens wanbetaling worden afgesloten van drinkwater en dat de kinderen daardoor in een situatie komen waarin zij geen toegang hebben tot voldoende water. Dat is zelfs mogelijk voor onbepaalde tijd. De drinkwaterbedrijven doen niet actief navraag naar de aanwezigheid van minderjarige kinderen en stellen bij afsluiting slechts bewaarmiddelen met een hoeveelheid van 12 liter per persoon ter beschikking. Die hoeveelheid ligt ver onder de hoeveelheid die volgens de VN-organisatie WHO (World Health Organization) nodig is om ernstige gezondheidsproblemen te voorkomen.

Door bewust de mogelijkheid open te laten dat kinderen te weinig toegang tot water krijgen en niet al het redelijkerwijs mogelijke te doen om dat te voorkomen, handelen de Staat en de drinkwaterbedrijven in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm en met artikel 3 lid 1 van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind, zo oordeelt het hof. 

Er zijn andere, voor kinderen minder ingrijpende systemen te bedenken die de voordelen van het huidige systeem (o.a. prikkel tot betaling) in elk geval deels in stand houden. Het is niet aan het hof om voor te schrijven voor welk systeem moet worden gekozen. Waar het om gaat is dat kinderen in Nederland qua watervoorziening voor zover mogelijk niet onder het minimumniveau van de WHO terecht moeten kunnen komen en dat een uiterste inspanning moet worden geleverd om dat te voorkomen. De uitgesproken veroordelingen zijn daarop gericht.