Clicky


ACM: rendement warmteleveranciers 2022 niet gestegen maar gedaald, ondanks hoger maximumtarief

ACM: rendement warmteleveranciers 2022 niet gestegen maar gedaald, ondanks hoger maximumtarief
23-03-2023 12:34 | Financieel | auteur Redactie

DEN HAAG - Het gemiddelde financiële rendement van warmteleveranciers is gedaald van 5 procent in 2021 naar ongeveer 2,7 procent in 2022. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door de hoge energieprijzen en een daling in het verbruik. Dit blijkt uit de Rendementsmonitor warmteleveranciers van de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De ACM heeft leveranciers bij het vaststellen van de tarieven voor 2022 opgeroepen geen misbruik te maken van de hoge maximumtarieven.

De ACM houdt toezicht op het financieel rendement van leveranciers en publiceert elke 2 jaar de resultaten van deze monitoring. Het definitieve gewogen gemiddelde rendement in 2022 kan nog wijzigen omdat het is gebaseerd op voorlopige cijfers van de warmteleveranciers. Enkele leveranciers die met hun rendement significant boven het gemiddelde zitten moeten onderbouwen waarom dat nodig is.

Ook warmteleveranciers die in 2023 het maximumtarief van 90,91 euro per GJ in rekening brengen moeten verantwoorden waarom dat noodzakelijk is voor het behalen van een redelijk rendement. De ACM toetst de onderbouwing van leveranciers en zal de uitkomsten hiervan in het tweede kwartaal van 2023 publiceren.

De ACM vindt het belangrijk dat leveranciers transparant zijn over hun kosten en inkomsten en roept leveranciers ook op actief aan klanten uit te leggen waarom tarieven hoger zijn. De ACM is in overleg met branchevereniging Energie Nederland over de manier waarop energieleveranciers dat zouden moeten doen.

Manon Leijten, bestuurslid van de ACM: “Huishoudens die zijn aangesloten op een warmtenet hebben geen keuze en moeten betalen wat hun leverancier vraagt. Veel warmteleveranciers hebben hun tarieven verhoogd omdat zij gas en elektriciteit moeten inkopen om warmte te produceren. Deze leveranciers maken dus hogere kosten vanwege de hoge energieprijzen. Dit geldt niet voor alle leveranciers. Maar het hogere, aan de gasprijs gekoppelde maximumtarief geldt wel voor alle leveranciers. Daarom is de ACM er voorstander van om maximumtarieven niet meer vast te stellen op basis van de gasprijs, maar op basis van de werkelijke kosten van leveranciers. Dit is belangrijk voor het vertrouwen van consumenten. En dat vertrouwen is essentieel omdat er de komende jaren steeds meer huishoudens aangesloten worden op een warmtenet.”

Afschaffen niet-meer-dan-anders principe

De ACM moet ieder jaar een maximumtarief voor warmte vaststellen. Leveranciers moeten met hun tarieven altijd onder dit maximum blijven. De wetgever heeft bepaald dat de ACM het maximumtarief alleen kan vaststellen op basis van de gasprijs op 1 januari. Dit wordt de gasreferentie of het niet-meer-dan-anders principe genoemd.

De gedachte hierachter is dat een huishouden dat op warmte is aangesloten nooit meer hoeft te betalen dan een vergelijkbaar huishouden met een eigen op gas gestookte verwarmingsketel. De ACM pleit er al sinds 2015 voor om deze gasreferentie af te schaffen omdat het hierop gebaseerde maximumtarief geen rekening houdt met de werkelijke kosten van het warmtebedrijf, maar hiervoor is een wetswijziging nodig. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) streeft er naar de nieuwe wetgeving die dit mogelijk maakt op 1 januari 2025 in te laten gaan.

Het afschaffen van het niet-meer-dan-anders principe betekent niet dat tarieven voor alle warmteverbruikers automatisch omlaag zullen gaan. Warmteverbruikers kunnen er dan wel van uit gaan dat het tarief is gebaseerd op de werkelijke kosten van de leverancier.