Clicky


Werkgevers van zeevarenden moeten zich aan de nieuwe Dockers Clause houden

Werkgevers van zeevarenden moeten zich aan de nieuwe Dockers Clause houden

ROTTERDAM - Vandaag, woensdag 6 juli, heeft de rechtbank uitspraak gedaan in een zaak tussen vakbonden en zeewerkgevers over de 'nieuwe Dockers Clause': de werkgevers van de zeevarenden moeten de met de vakbonden gemaakte afspraak naleven. Zij mogen de bemanning van kleinere containerschepen niet belasten met het losmaken en vastzetten van containers aan boord wanneer dat sjorwerk door havenwerkers kan worden gedaan.  Zij moeten dat werk door havenwerkers laten doen. De bemanning mag alleen zelf sjorwerk doen wanneer het in verband met COVID-19 maatregelen in een haven is verboden om derden, inclusief havenwerkers, aan boord toe te laten. 

De internationale afspraken

De internationale vakbondsfederatie ITF, de Nederlandse zeevarendenvakbond en FNV Havens hebben twee crewing agencies - als het ware uitzendbureaus voor bemanning van zeeschepen - en een Nederlandse rederij gedagvaard omdat de internationaal gemaakte cao afspraken over sjorwerk niet werden nageleefd.

In het kader van tweejaarlijkse onderhandelingen tussen internationale zeewerkgevers en internationale vakbonden van zeevarenden is namelijk al in februari 2018 afgesproken dat de bemanning van containerschepen tot 170 meter lengte niet meer zelf het gevaarlijke sjorwerk zou doen en dat dit waar mogelijk zou worden opgedragen aan havenwerkers.

Deze afspraak zou vanaf 1 januari 2020 ook gelden voor havens in het noorden en westen van Europa en in Canada. En dus ook voor Nederlandse havens. Per 1 januari 2020 is de afspraak neergelegd in een overkoepelende internationale overeenkomst, in diverse collective bargaining agreements met nationale vakbonden, en in Special Agreements voor ieder betrokken schip. En in de arbeidsovereenkomsten met ieder bemanninglid.

De afspraak is niet in strijd met het Europees mededingingsrecht

De aangesproken partijen bestreden de claim. Zij werden daarbij geholpen door vijf andere rederijen van containerschepen, die aan de procedure wilden deelnemen omdat het debat ook hun positie raakt. Zij voerden aan dat de nieuwe Dockers Clause nietig is omdat deze in strijd zou zijn met het Europese mededingingsrecht. Dat standpunt heeft de rechtbank verworpen. 

De rechtbank heeft de feiten van de zaak getoetst komt tot de conclusie dat het Europese mededingingsrecht daarop niet van toepassing is. Het gaat hier namelijk om een afspraak die tot stand is gekomen in collectieve onderhandelingen tussen de voor de zeevaart relevante sociale partners. 

Dat aan de kant van de werknemersbonden ook havenwerkersbonden aan tafel zaten, maakt dit niet anders. In deze sector is dat niet onlogisch en gerechtvaardigd omdat juist ook de havenwerkers een rol spelen bij het afdwingen van goede arbeidsomstandigheden voor zeevarenden. Daarbij komt dat de nieuwe Dockers Clause het veiligheidsbelang dient van de zeevarenden. Dat ook de havenwerkers er baat bij hebben, doet hieraan niet af. De afspraak is dus geldig.

Voor wie geldt de afspraak eigenlijk?

Een tweede vraag was of de 'uitzendbureaus' wel gebonden waren aan de afspraak. Zij hebben immers geen rechtstreekse zeggenschap over wat er aan boord gebeurt. Zij vonden dat zij niet degene waren die door de overeenkomsten waren gebonden. De rechtbank ziet dat anders.

Wie meedoet aan internationaal cao-overleg en ter uitvoering daarvan overeenkomsten sluit waarin de uitkomsten worden vastgelegd mag - zeker gelet op het grote belang dat toekomt aan een goede sociale dialoog tussen werkgeversorganisaties en werknemersbonden - niet eerst 'ja' zeggen en vervolgens 'nee' doen.

COVID-19 gooit roet in het eten

Een derde verweer was dat de afspraak niet kon of hoefde te worden nagekomen zolang de bemanning gevaar liep om door de komst van havenwerkers aan boord te worden blootgesteld aan het risico op COVID-19 besmetting. Voor dat argument was de rechtbank gevoelig. Als nakoming niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden gevergd vanwege overheidsmaatregelen, geldt geen plicht tot nakomen.

Het eindoordeel

De rechtbank gebiedt het Nederlandse uitzendbureau om de afspraak na te leven - wat betreft de door haar bemande schepen waarvan de rechtbank kan vaststellen dat de afspraak daarvoor (nog) geldt - in EU-havens in het noorden en westen van Europa, op straffe van een dwangsom, maar bepaalt dat dit gebod niet geldt zolang COVID-19 maatregelen strekken tot het toelaten van zo min mogelijk externen aan boord, havenwerkers niet uitgezonderd.

Het buitenlandse uitzendbureau moet zich in Nederland aan de afspraak houden. De vordering tegen haar was tot Nederland beperkt.

De Nederlandse rederij heeft haar schip tijdens de pandemie verkocht en vaart niet meer, zodat jegens haar geen gebod meer nodig is. 

Foto's

  • N. van Leeuwen Transport
    N. van Leeuwen Transport
  • J.Roeland
    VAN BREE
  • J.Roeland
    D.V.M. Transport
  • J.Roeland
    VAN DER MOST