Clicky


Uitzonderingsbepaling voor zorghulp en huishoudelijke hulp in strijd met verbod op (indirecte) discriminatie

Uitzonderingsbepaling voor zorghulp en huishoudelijke hulp in strijd met verbod op (indirecte) discriminatie
16-12-2021 11:24 | Binnenland | auteur Redactie

ROTTERDAM - De rechtbank in Rotterdam heeft donderdag beslist dat ook een zorghulp die minder dan vier dagen werkt aanspraak kan maken op verzekeringen tegen werkloosheid van het UWV. 

De zaak is aangespannen door een vrouw die, in het kader van een zorgovereenkomst, werkzaamheden heeft verricht voor iemand die haar vanuit een PGB budget betaalde. 

Toen de zorghulp zonder werk kwam te zitten en een beroep deed op een WW-uitkering werd dat verzoek door het UWV afgewezen. Volgens het UWV waren de werkzaamheden niet aan te merken als verzekerde arbeid.

Sinds 2007 bestaat de ‘Regeling dienstverlening aan huis’. Daarin staat -kort samengevat- dat particuliere opdrachtgevers zich geen zorgen hoeven te maken over administratieve of financiële lasten die door de overheid kunnen worden opgelegd bij het inhuren van een huishoudelijke hulp of een zorghulp. 

Als een particulier iemand voor maximaal drie dagen in de week persoonlijke diensten laat verrichten, hoeft de opdrachtgever geen loonbelasting in te houden of premies werknemersverzekeringen in te houden of zelf te betalen. 

Opdrachtgever en dienstverlener hoeven alleen onderling te bepalen voor welke prijs de diensten worden verricht.  De wetgever heeft met deze regeling beoogd om de arbeidsmarkt voor persoonlijke dienstverlening te stimuleren en illegale arbeid te voorkomen. 

In 2014 stelde de Commissie Kalsbeek in opdracht van het kabinet en sociale partners een rapport op over de regeling.

Omdat het merendeel van de zorghulpverleners vrouw is, moet het verschil in rechtspositie tussen zorghulpverleners -die worden betaald uit een PGB- en werknemers die wel onder de WW vallen, worden gezien als indirecte discriminatie. 

Naar het oordeel van de rechtbank is die indirecte discriminatie niet gerechtvaardigd omdat de doelen die de wetgever met de uitzonderingsbepaling beoogt, zoals blijkt uit het rapport van de commissie Kalsbeek, voor deze groep mensen niet opgaat.   

Daaruit volgt dat de uitzonderingbepaling op basis waarvan het UWV de WW-aanvraag van de zorghulp heeft afgewezen niet van toepassing is. De bepaling is in strijd is met het Europeesrechtelijk discriminatieverbod.

Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de werkzaamheden van de zorghulp onterecht door het UWV zijn aangemerkt als onverzekerde arbeid. 

In deze specifieke zaak heeft de zorghulp echter geen recht op een uitkering omdat zij niet voldoet aan de eis dat zij in de 36 weken voorafgaand aan haar werkloosheid minstens 26 weken moet hebben gewerkt.