Clicky


'Arbeidsmigrant komt van steeds verder'

'Arbeidsmigrant komt van steeds verder'
27-08-2020 10:03 | Arbeidsvoorwaarden | auteur ANP

AMSTERDAM - Arbeidsmigranten voor de Nederlandse arbeidsmarkt komen van steeds verder weg. Dat komt mede door de gunstige ontwikkeling van onder meer de Poolse economie, waardoor het voor Europese arbeidsmigranten steeds minder aantrekkelijk is om in Nederland te werken of te blijven werken. Dat concludeert ABN AMRO in een rapport.

Volgens ABN AMRO worden laagbetaalde of laaggekwalificeerde krachten momenteel in landen als Oekraïne, Turkije, Georgië, Oezbekistan gevonden. Dit kan door een zogeheten A1-verloning waarmee werknemers van buiten de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte (EER) via een bedrijf in bijvoorbeeld Polen aan de slag kunnen in Nederland.

Het inhuren van niet-EER arbeidsmigranten is in principe legaal, maar niet onomstreden. Door personeel dat in dienst is van een Oost-Europees bedrijf tijdelijk in te lenen, zijn Nederlandse bedrijven goedkoper uit. De inleenkrachten worden uitbetaald door het buitenlandse bedrijf en de sociale premies worden afgedragen in dat betreffende land.

De bank merkt op dat door de coronacrisis er steeds minder behoefte is aan laagbetaalde of laaggekwalificeerde arbeidskrachten. Zij worden vooral ingezet in de bouw, landbouw, logistiek en industrie. Ondanks dat er minder werk is, zijn ze evenwel nog altijd nodig.

Voor arbeidsintensieve bedrijven in Nederland die scherp op prijs moeten concurreren kan het inhuren van zogeheten derdelanders interessant zijn, omdat zij hierdoor minder kosten hebben aan arbeidsloon. Door een Oost-Europees bedrijf over te nemen, kunnen uitzendbureaus met de regeling tijdelijke arbeidskrachten uit landen buiten de EER toe laten treden tot de Nederlandse arbeidsmarkt.

In landen als Polen, Tsjechië, Slovenië, Hongarije en Litouwen werden de afgelopen jaren een groeiend aantal werkvergunningen af aan personen van buiten de EER. Voor Nederlandse bedrijven zou deze route ook een oplossing kunnen zijn, zo wordt aangegeven.

Uitzendbranchevereniging ABU, goed voor 65 procent van de markt, is tegen de regeling, omdat het oneerlijke concurrentie zou veroorzaken, staat in het rapport. Brancheorganisatie NBBU, met 1300 aangesloten organisaties is niet tegen het gebruik van de A1-verloning, maar dan moet wel adequaat worden gehandhaafd.