Clicky


144. Ja hoor, het is weer zo ver...

144. Ja hoor, het is weer zo ver...
01-09-2015 10:13 | Columns | auteur Redactie [FE]

Het is al 11:00 uur wanneer ik mij die woensdag ergens in 2015 meldt aan de poort van Chemie Nederland bv¹, afdeling 0e Maasvlakte. Op het programma staat het lossen van een tankcontainer (tc) met een Gevaarlijke Stof. De tekst op de vrachtbrief spreekt boekdelen, althans voor de kenners: UN 2922,  Corrosive Liquid, Toxic. N.O.S; 8, (6.1), III, (E/ ), Marine Pollutant.

Als etiket (sticker) op de tc geplakt ziet dat er als volgt uit:

Voor de leken onder ons zal ik het even uitleggen. In het oranje bord, in het geval van een tc een etiket (sticker) is ‘86’ het GEVaars Identificatienummer (GEVI): 8 voor een bijtende stof, en 6 voor een giftige stof.

Het onderste cijfer, het UN-nummer, in dit geval 2922, staat in een lijst³ die door de United Nations, de Verenigde naties, is vastgesteld, en betekent hier: bijtende, giftige stof, niet elders genoemd. Oftewel; er staat geen precieze stofnaam bij. Die stofnaam staat verderop in de papieren: N, N-Di-Sec-Butyl-1,4-Phenylenediamine.

De ‘III’ (de romeinse 3) staat voor verpakkingsgroep III en de ‘E’ voor de tunnelcode, en het etiket met de dode boom en die amechtige vis voor Marine Pollutant (MP), vrij vertaald milieu gevaarlijk, maar dat is voor de leken en dit verhaal niet echt van belang.

O ja, nog één dingetje: in ‘de tekst op de vrachtbrief’ staat het cijfer 8, en dat betekent niet Klasse 8, maar etiket 8, niet toevallig behorend bij Klasse 8: bijtende stoffen. Vervolgens ziet u de vermelding ‘6.1’, en dat is niet Klasse 6.1, maar etiket 6.1, al zijn die twee begrippen wel heel erg aan elkaar gekoppeld.

Na alle benodigde (?) afdelingen te zijn gepasseerd ga ik, met hulp van een operator lossen. Gedurende het lossen krijg ik een beetje jeuk aan mijn linkerknie. Ik heb op mijn knieën net op het containerchassis gezeten, op de tranenplaat, en daar zal het wel van zijn. Zo’n tranenplaat is geribbeld en voelt, aan een van een broek en overall voorziene knie, heel vervelend aan.

Het voelt een beetje als een schurende schaafwond. Alleen wordt het steeds schurender, en steeds schavender. Om 13:45 uur ben ik weer bij de portiersloge om mij af te melden. Er staan wat stoeltjes en daar maak ik gebruik van om mijn overall uit te doen en toch even naar mijn steeds schrijnender knie te kijken.

Oeioeioei.. Op het moment dat ik mijn knie zie weet ik dat mijn werkdag voorbij is. Ook de portier ziet en zegt: "Dat ziet er niet goed uit, chauffeur!"

Nou, de man heeft gelijk: niet alleen ziet mijn knie er slecht, want donkerbruin, uit, maar het begint nu ook behoorlijk branderig en pijnlijk te voelen. Zo te zien én te voelen is er, door mijn spijkerbroek en overall heen, toch wat product op mijn knie terecht gekomen.

Meteen haalt de portier er zijn chef bij, voor overleg. Tezamen schalen zij de constatering ‘bruine knie’ op tot noodgeval. De hulpdiensten worden gealarmeerd. De bedrijfsbrandweer is als eerste ter plaatse. Ik word naar buiten gedirigeerd en de dan al aanwezige brandweerman gooit een emmer met koud water over mijn knie, gelukkig wel nadat ik mijn broek heb uitgedaan. Heb ik weer: sta ik voor gans d’natie in mijn onderbroek. Gelukkig wel een hippe, en ik bedoel niet de natie.

In een ongebruikt, want binnenkort te slopen gebouw, net naast de portiersloge blijkt een werkende douche aanwezig te zijn. Mijn knie en ik worden onder de douche gezet. Koelen is het devies. En ondertussen inzepen. En spoelen. En inzepen. En spoelen.

Gedurende deze activiteit word ik regelmatig aangesproken: "Gaat het nog?" Ja, het gaat nog. Ik weet wat de hulpverleners doen: monitoren. In de gaten houden of ik er geestelijk nog bij ben. Dat weet ik omdat ik, helaas, al eerder met dit soort bijltjes gehakt heb. Niet zozeer met (chemische) brandwonden, maar wel met noodsituaties.

Gek genoeg ben ik heel rustig. Nou ja, gek genoeg: bij die eerdere noodgevallen was dat ook al zo. Best vreemd, want in mijn dagelijks leven ben ik zeer schichtig: een zenuwpees eerste klas! Mijn polsslag is laag, aldus de opgetrommelde traumaverpleegkundige, zo’n motormuis, weet u wel? Ik kan al zijn vragen rustig beantwoorden, zelfs zijn opmerking: “Kerel, je burgerservicenummer zoek ik wel op,” pareer ik met: “Achttienvieren…” en zo verder. “Weet je dat dan?”, is zijn verbaasde vraag. Tsja, elke gek heeft zijn gebrek, en dit weet ik nou eens toevallig.

Ondertussen gaat het vragen naar mijn toestand door. De hele fabriek is, hoewel niet in paniek, toch erg bezorgd, en ik heb de indruk, zeker door de vragen die mij gesteld worden, dat het niet gaat om wat er fout is gegaan of gedaan, maar om mijn welzijn. De indruk? Ik weet het zeker⁴.

Spoelen, spoelen, spoelen: ik sta, nee, zít nog steeds onder de douche. Iemand heeft, heel voorkomend, een stoel gehaald. Die stoel kan, na dit waterballet, op de vuilnishoop.

De ambulance arriveert. Wéér dezelfde vragen, wéér overleg met en tussen de diverse hulpverleners. ‘Hij’ dit en ‘hij’ dat. Ik roep nog: “Hé, ik zit híér, hoor!”, maar wijselijk trekt niemand zich daar wat van aan.  De ambulancebroeders Hans en Eugene vertellen mij wat er gaat gebeuren: op de brancard en dan naar het brandwondencentrum in Rotterdam. Op de brancard zittend zie ik ook nog twee agenten van, naar mij later ter ore komt, de Zeehavenpolitie. Er is dus écht wat aan de hand.

In de ziekenauto. Mijn werkgever is gewaarschuwd. Nu komt het moeilijkste: ik moet Tineke, mijn vrouw, bellen: "Hoi, er is wat misgegaan…".

Het is niet de eerste keer dat ik haar vanuit een dergelijke situatie bel. In het Brandwondencentrum van het Rotterdamse Maasstadziekenhuis wordt alles voortvarend aangepakt. Er is wel wat extra onderzoek nodig omdat het geen ‘gewone’ maar een chemische brandwond betreft, maar het gaat allemaal heel snel. Constateren, smeren, inpakken, en in bed steken: zoiets. Ik moet ter observatie een nacht blijven.

De volgende ochtend is de brandende pijn gezakt, en mag ik naar huis. Ik moet nog wel een paar keer terug voor controle, en voor het vervangen van het verband, maar al met al ben ik er goed van af gekomen. Nou ja, ’van af’; nu beginnen de gesprekken over wat er nu gebeurd en misgegaan is. Dat zal nog wel een paar weken duren. De betrokken bedrijven en de Zeehavenpolitie en Arbeidsinspectie doen allemaal een onderzoek.

Na dit alles ben ik ruim twee weken thuis. Even een paar dagen herstellen. Ondertussen is er op Schiphol bijna een vliegtuig neergestort,  zijn er zo her en der weer wat mensen vermoord, is in China  een containerterminal met Gevaarlijke Stoffen ontploft, en in het Brandwondencentrum van het Maasstadziekenhuis liep ik langs kamers met het opschrift: ‘Geen Toegang! Strikte isolatie! Infectie gevaar!’.

Het kan dus echt altijd nog erger…Verder gaat alles goed.

Marcel Heinsbroek
¹Ik leg het nog één keertje uit: er bestáát geen firma die Chemie Nederland bv heet! Dit is een door mij verzonnen en, dom genoeg, (nog) niet geregistreerde naam. De firma ‘Chemie Nederland bv’ is een samenraapsel, een bijeenveging, de som van alle chemische bedrijven in Nederland. Dit ter voorkoming van de heisa, het gedoe: zeg maar het circus² waar ik mee te maken krijg wanneer één van de chemiereuzen, en/of andere soorten bedrijven, zijn of haar naam tegenkomt in een niet geregisseerd persbericht. En er staat expres niet: kán krijgen.
³ADR, hoofdstuk 3.2, Tabel A, zie uw cursusboek. Of de Winkler Prins encyclopedie.
⁴Hierbij wil ik alle hulpverleners bedanken. Helaas kan ik geen namen noemen¹.