Clicky


113. Oké Post

113. Oké Post
01-05-2014 09:40 | Columns | auteur De Redactie

Vooraleer ik u allen in het verhaal sleep, moet ik eerst maar wat moeilijke woorden uitleggen, al is dat dan vooral voor de jonge lezertjes, dat wil zeggen de 30minners.                                                                  

Lang geleden, voordat er e-mail, sms, Twitter of Whatsapp was, en de ene mens wat wilde mededelen aan een andere mens die op afstand van die ene woonde, schreef men een Brief, een stuk papier waarop MET DE HAND! een tekst geschreven werd. Diegenen die zelfs toen hun tijd al ver vooruit waren gebruikten daarvoor een Schrijfmachine, ook wel typemachine genoemd, kortweg een toetsenbord zonder beeldscherm.

Vervolgens werd die brief in een envelop gestoken en, voorzien van een Postzegel, een plakplaatje van de Koningin ((over-(groot-)) moeder van onze huidige Koning) op de rechterbovenhoek van de envelop gekleefd, in de brievenbus gegooid, waarna de PTT, voorloper van eerst de KPN en later PostNL, er voor zorgde, met gebruikmaking van de trein (een rijdende Fyra), vrachtauto en tenslotte de Postbode, vandaag de dag postbesteller of zij-instromer genoemd, dat de brief bij de geadresseerde werd afgeleverd.

Een hoop brieven bij elkaar wordt Post genoemd. De hedendaagse technische term voor ouderwetse post is Conventional Mail; C-Mail. Postorderbedrijf: webwinkel zonder e-mail! Ook vroeger was het al mogelijk om op en over een afstand goederen te bestellen en thuisbezorgd te krijgen. Klanten, thans: Friends, Likers, Members van zo’n Postorderbedrijf kregen per Post een Catalogus, een boek met een hoop plaatjes (geen stripboek) waaruit ze datgene konden bestellen wat ze, na het zien ín die catalogus, ineens wilden hebben. Vervolgens vulden de Hebberts (toen, nu, straks en altijd: klanten) een bestelbon in, gooiden ‘m op de Post en ziedaar: enige dagen of weken later werd het gevraagde thuisbezorgd door een of andere pakketdienst. Bedrijven als Wehkamp, Neckermann en Otto, om er maar eens drie te noemen, zijn er groot mee geworden. En rijk.

Nauwelijks gehinderd door enige kennis van zaken besloot mijn allereerste werkgever, Damco Air, samen met een Rotterdamse juwelier in die toen goedverdienende bedrijfstak te stappen en zij richtten het postorderbedrijf Oké Post op. In het industriegebied De Spaanse Polder werd een grote loods gehuurd, catalogii werden gedrukt en verstuurd, personeel van Damco Air liet zich (met een ontsnappingsclausule) overschrijven op de loonlijst van Oké Post en het feest kon beginnen. Elk begin is moeilijk, anders gezegd: opstarten kost geld. Daarom had het nieuwe bedrijf geen eigen vervoersafdeling, maar werd er, voor het afleveren van televisies, meubels en wasmachines een beroep gedaan op een kleine transporteur. Voor het halen en brengen van postzakken met inhoud, van en naar het Centrale Postkantoor, toen nog gevestigd naast het Rotterdamse Centraal Station, werd een vrachtauto met chauffeur van Damco Air bv ingeschakeld. En u raadt het al, inderdaad; Ikke!

Vanaf het begin liep het allemaal niet zo lekker. Het contact tussen de magazijniers van Oké Post en ondergetekende verliep nogal stroef. Dat had vooral te maken met de wensen van de in- en uitpakkers. De inkomende post moest zo vroeg mogelijk bij de PTT worden opgehaald en bij Oké Post worden afgeleverd, en de uitgaande post moest zo laat mogelijk worden opgehaald en afgeleverd bij de PTT. Helaas had ik in het luchtvrachtwerk  ook een paar vroeg-en-laat klanten, en die wilden niet wijken voor het nieuwe speeltje van Damco Air. Zelf was ik een (Heins)broekie van rond de twintig, en zoals dat bij die leeftijd hoort, eigengereid, eigenzinnig of eigenwijs: u mag kiezen. Kortom: niks geen ‘kiem van een probleem’; het probleem was er gelijk al.

Het werd iedere dag een race tegen de klok. Eerst laden op vliegveld Zestienhoven, de thuisbasis van mijn werkgever, dan rap naar Vlaardingen voor de vroege levering bij een scheepsradarbedrijf, en vervolgens naar de PTT, postpakketten laden. Los gestort, want de rolcontainers waarmee de zooi bij mijn truck gezet werd mocht ik  natuurlijk niet meenemen. Na het laden, geassisteerd door Mij, Mezelf en Ikke, reed ik naar het Oké pand in de Linschotenstraat waar het voltallige loodspersoneel NIET stond te wachten om te helpen bij het lossen. Koffie drinken en zinloos door het gebouw dralen was waarschijnlijk belangrijker. Zo af en toe kwam er iemand voorbij om te kijken of er iets interessants tussen de retouren zat, maar de belangstelling ging niet zover dat zo’n zwerver aanbood om te helpen met lossen. Ja, mij uitlachen terwijl ik, gehaast door tijdgebrek, stond te buffelen: dat konden ze goed. Wel op veilige afstand.

Na enige weken had ik er schoon genoeg van: telkens in mijn eentje 100+ pakketten lossen en laden; het kwam mijn neus uit. Toen ik voor de zoveelste keer bij het postorderbedrijf kwam om te lossen en ik wéér niet geholpen werd, was ik het dan ook helemaal zat. Ik had eerder al eens gezegd dat ik met een kiepwagen zou komen; “…dan ligt de troep gauw binnen!”, maar helaas had ik niet de beschikking over zulk een prachtig voertuig. Maar ik had wel een hele grote, brede bezem! Ik opende de deuren van de laadbak, klom erin met de bezem, zette mij achter de grote berg pakken en dozen en schoof de hele handel met forse vegen vanuit de laadbak zo op straat. En wat voorheen nooit gebeurde: in geen tijd stonden de loodsbaas en zijn geteisem bij mijn auto. En schelden dat ze deden! Mijn directeur later ook: het kostte mij bijna mijn baan.

Niet door mijn actie legde Oké Post na een aantal jaren het loodje. Te weinig klanten, te veel retouren en dus te weinig verkocht, met als gevolg te weinig inkomsten. Zo weinig, dat de al eerder in dit verhaal genoemde kleine transporteur alleen op pad moest, zonder bijrijder, en probeer dan maar eens in je eentje een bankstel naar vierhoog-zonder-lift te krijgen. Mijn ex-collega’s die Damco Air hadden verlaten voor het avontuur Oké Post keerden, met dank aan de ontsnappingsclausule, weer op Zestienhoven terug en al gauw was dit postorderbedrijf voor menigeen alleen nog een slechte herinnering.

Marcel Heinsbroek